In Nederland liggen veel stukken grond braak, in afwachting van een definitieve inrichting. Ontwikkeling van nieuwe natuur wordt vaak geweerd, omdat voor het verwijderen van deze nieuwe natuur een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet nodig kan zijn. De beleidslijn Tijdelijke Natuur biedt grondeigenaren en ontwikkelaars de mogelijkheid tijdelijke natuur de ruimte geven, zonder dat de latere herontwikkeling van het terrein in gevaar komt.
Verspreid over Nederland liggen – mede vanwege de economische crisis - tienduizenden hectares grond braak in afwachting van een definitieve inrichting. In de tussentijd liggen deze terreinen er verlaten bij, terwijl grondeigenaren en terreinbeheerders vaak druk doende zijn het terrein ongeschikt te houden voor de ontwikkeling van nieuwe natuur. Voorkomen moet worden dat beschermde plant- en diersoorten zich ter plaatse vestigen, omdat men anders op het moment dat het terrein eindelijk wordt herontwikkeld mogelijk wordt geconfronteerd met regelgeving die deze nieuwe natuur beschermt. Voor het verwijderen van beschermde plant- en diersoorten kan immers een ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet nodig zijn. Dat betekent een extra procedure voor de herontwikkeling en daarmee vaak vertraging en extra kosten. In een enkel geval kan een project zelfs in zijn geheel geen doorgang vinden als gevolg van deze regelgeving.
De ontwikkeling van nieuwe natuur wordt dan ook vaak geweerd. Dit is niet alleen een gemiste kans voor planten en dieren die tijdelijk zouden kunnen profiteren van deze lege stukjes in Nederland, maar ook voor de omgeving. Indien op braakliggende terreinen natuur zou worden toegestaan, betekent dit vaak een ruimtelijke verbetering voor de (woon)wijken in de directe omgeving van het terrein.
Beleidslijn Tijdelijke Natuur
Wat veel grondeigenaren en ontwikkelaars niet weten, is dat het ministerie van Economische Zaken de concept beleidslijn Tijdelijke Natuur heeft opgesteld. Kern van dit beleid is dat de eigenaar vooraf toestemming (een ontheffing) krijgt van het ministerie voor het creëren van tijdelijke natuur én het vervolgens weer verwijderen van deze natuur inclusief de daarin voorkomende beschermde plant- en diersoorten. Dit alles op voorwaarde dat de terreineigenaar de natuur vrij laat ontwikkelen totdat het terrein wordt heringericht.
Met deze regeling krijgt de grondeigenaar dus van tevoren zekerheid dat beschermde soorten die zich op het terrein vestigen op het moment van herontwikkeling, verwijderd mogen worden. Op het moment dat zich op het terrein andere soorten vestigen dan men van tevoren had voorzien, is het wel van belang om deze soorten te melden bij het ministerie. De ontheffing zal daar dan op worden aangepast, zodat ook deze 'nieuwe' soorten bij de herontwikkeling van het terrein mogen worden verwijderd. Men moet er verder op bedacht zijn dat er wel andere (omgevings)vergunningen nodig kunnen zijn voor de aanleg van de tijdelijke natuur. Vraag dan ook altijd bij de desbetreffende gemeente naar de toepasselijke wet- en regelgeving bij een dergelijk initiatief.
Een succesvol voorbeeld: de dwaaltuin van Philips
Inmiddels wordt steeds meer gebruik gemaakt van deze regeling voor de aanleg van Tijdelijke Natuur, door middel van pilots. Een recent voorbeeld is de dwaaltuin voor vlinders die Philips Healthcare Nederland na de sloop van het hoofdkantoor in Best in samenwerking met de Vlinderstichting heeft aangelegd op het 3 hectare grote braakliggende terrein. Een initiatief waar niet alleen de natuur van profiteert maar ook de werknemer, die tijdens de lunchpauze kan genieten van dit stukje nieuwe natuur.
Een echte win-win situatie, niet alleen profiteren de natuur en de mens van de herinrichting voor tijdelijke natuur, ook de grondeigenaar bespaart zich moeite met het tegengaan van natuurontwikkeling en verkrijgt tegelijkertijd de zekerheid dat een latere herontwikkeling van het terrein vanuit de Flora- en faunawetgeving doorgang kan vinden.
Bron: Concept voor een beleidslijn Tijdelijke natuur, augustus 2007