Het Klimaatakkoord vertelt ons dat om 3,4 Megaton CO2-uitstoot te reduceren voor 2030, ongeveer 1,5 miljoen woningen verduurzaamd moeten worden. Dit betekent concreet dat het verduurzamingstempo gestaag moet worden opgevoerd tot meer dan 50.000 bestaande woningen per jaar in 2021. Vóór 2030 moeten we bovendien al in een ritme van 200.000 per jaar zitten. Een duurzame transformatie van de bestaande gebouwde omgeving zal stapsgewijs en samen met bewoners en gebouweigenaren moeten gebeuren, aldus het Klimaatakkoord. Met een transitievisie warmte, een wijkgerichte aanpak en met voldoende ruimte voor bewonersinitiatieven. Lees hierover meer in ons derde blog uit de blogreeks definitief Klimaatakkoord.
Transitievisie warmte
Het is ons allemaal inmiddels duidelijk: huizen kunnen op termijn niet langer met de traditionele cv-ketel worden verwarmd. Partijen hebben afgesproken dat elke gemeente uiterlijk 31 december 2021 een transitievisie warmte opstelt, met daarin een tijdsplan wanneer welke wijk van het aardgas afgehaald zal worden, om hoeveel woningen en andere gebouwen het gaat en welk alternatief voor aardgas in de plaats kan komen (warmtenet, all electric, hybride technieken etc. ).
Gemeenten worden geacht de transitievisies zoveel als mogelijk op basis van de laagste maatschappelijke kosten en kosten voor de eindgebruiker vast te stellen. Partijen willen dat gemeenten die een ander alternatief voor aardgas kiezen dan het alternatief met de laagste maatschappelijke kosten, die keuze expliciet motiveren.
De transitievisie warmte wordt vormgegeven als onderdeel van de gemeentelijke omgevingsvisie en daarmee samenhangende uitvoeringsprogramma’s en omgevingsplannen. Het is bovendien een levend document: gemeenten actualiseren deze visie in eerste instantie elke 5 jaar. Wanneer Rijk en medeoverheden besluiten aan de transitievisie nadere inhoudelijke eisen te stellen, worden die uiterlijk in juli 2019 bekend gemaakt.
Vervolgstap op de visie is dat gemeenten een uitvoeringsplan of ‘warmteplan’ maken op wijkniveau, waarin nog concreter bepaald wordt wanneer en hoe de wijk van het aardgas afgaat en welk specifiek alternatief wordt gekozen. Tegen dit gemeentelijk besluit staat beroep open bij de Raad van State. Bij het aardgasvrij maken van gebieden geldt de bestaande regeling voor nadeelcompensatie bij rechtmatige overheidsdaad.
Wijkgerichte aanpak
De insteek van de partijen bij het Klimaatakkoord is verduurzaming op wijkniveau te organiseren waarbij buren meer met elkaar en met de (lokale) overheid optrekken. Samen met bewoners en gebouweigenaren zal in een zorgvuldig proces een afweging moeten worden gemaakt wat per wijk de beste oplossing is. Een wijkgerichte aanpak dus. Zo kan bij dichte bebouwing, veel hoogbouw en woningen van voor 1995 een warmtenet geschikt zijn, waar in het geval van nieuwbouw in een ruim opgezette wijk all electric beter kan voldoen. Voor veel wijken geldt daarnaast dat het aardgasnet tot na 2030 gewoon nog blijft liggen en mogelijk benut kan worden voor groen gas of waterstof.
Gemeenten krijgen in deze wijkgerichte aanpak de regie. Deze rol is nieuw voor gemeenten en dit vraagt om nieuwe kennis, expertise en competenties. Daarom is afgesproken dat een kennis- en leerprogramma (KLP) wordt opgezet, dat in elk geval zal lopen tot en met 2021. Een onafhankelijk (regionaal) energieloket, onder verantwoordelijkheid van de gemeente, coördineert de communicatie over de uitvoering van gemeentelijke besluiten en acties gericht op gebouweigenaren.
Om de gemeenten ook juridisch in staat te stellen om deze wijkgerichte aanpak tot een succes te maken, wordt de wet- en regelgeving op het terrein van elektriciteit, gas, warmte, mijnbouw en het omgevingsrecht op die aanpak afgestemd. In de nog op te stellen Energiewet wordt opgenomen dat op basis van het uitvoeringsplan op wijkniveau (het ‘warmteplan’) van de gemeente kan worden vastgesteld vanaf welke datum een wijk geen gebruik meer kan maken van het gasnet. Daarbij wordt ook het vervallen van de gasaansluitplicht in de Energiewet opgenomen en krijgt de netbeheerder de mogelijkheid en de instrumenten om de afkoppeling van het aardgasnet te realiseren. In de periode voordat nieuwe wetgeving in werking treedt, dient het wettelijk kader bovendien voldoende experimenteerruimte te bevatten.
Participatie is cruciaal
Een ander belangrijk aspect van het van aardgas afhalen van huizen is participatie en betrokkenheid van inwoners. Het vroegtijdig betrekken van de omgeving in en rond de wijk zorgt er niet alleen voor dat verschillende perspectieven, kennis en creativiteit snel op tafel komen, maar helpt ook om de acceptatie van de maatregelen uit de wijkgerichte aanpak te vergroten.
De Omgevingswet schrijft voor dat dat het bestuursorgaan moet aangeven hoe burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen zijn betrokken bij de voorbereiding van omgevingsvisies, omgevingsplannen en programma’s. In deze instrumenten werkt ook de inhoud van de Regionale Energie Strategieën en de transitievisies warmte door. Nu participatie maatwerk is schrijft de Omgevingswet niet voor hoe de participatie moet plaatsvinden, wat het bevoegd gezag en de initiatiefnemer de vrijheid geeft om eigen keuzes te maken voor de inrichting van het participatieproces. Belangrijk is in elk geval wel dat iedereen die dit wil de kans krijgt te participeren. De rechter kan uiteindelijk een besluit vernietigen als dat niet zorgvuldig is voorbereid of deugdelijk is gemotiveerd.
De voor participatie noodzakelijke communicatie gaat enerzijds plaatsvinden middels een landelijke kernboodschap via bestaande communicatiekanalen en -campagne(s). Anderzijds speelt communicatie op wijkniveau een belangrijke rol. Het moet gebouweigenaren en bewoners in een desbetreffende wijk helder zijn waarom de overstap op alternatieven voor gas nodig is en waarom de desbetreffende wijk op dat specifieke moment aan de beurt is om de overstap te maken.
Aanvullend op de bestaande en voorziene instrumenten voor het borgen van participatie zijn participatieprincipes ontwikkeld. Deze principes worden getoetst in de Proeftuinen Aardgasvrije Wijken. Daarnaast stelt de Rijksoverheid in samenwerking met de VNG en andere betrokkenen een handreiking over participatie op, mede op basis van de ervaringen in de Proeftuinen Aardgasvrije Wijken.
In een volgend bericht gaan wij dieper in op de financiering van de grootschalige verduurzaming van de gebouwde omgeving, waarbij we onder meer woonlastenneutraliteit via het Warmtefonds en aardgasvrije nieuwbouw de revue laten passeren.
Raadpleeg hier het definitieve Klimaatakkoord, hoofdstuk C1.