Sinds 1 juli 2012 zijn langs het hele hoofd(spoor)wegennet geluidproductieplafonds van kracht geworden. De plafonds bepalen de maximale uitstoot van geluid voor een stuk weg of spoor. De geluidproductieplafonds gelden continu. De hoogte van de plafonds voor bestaande wegen is in de meeste gevallen vastgesteld aan de hand van de in 2008 heersende geluidbelasting. Om te voorkomen dat de plafonds vanwege de autonome toename van het verkeer op korte termijn worden overschreden, is een werkruimte van 1,5 dB gehanteerd. Dit wil zeggen dat bij de in 2008 heersende geluidbelasting 1,5 dB is opgeteld. De Rechtbank Rotterdam heeft in een uitspraak van 21 november 2013 beslist dat de werkruimte van 1,5 dB, die is vastgesteld bij de invoering van geluidproductieplafonds langs Rijkswegen, niet mag worden gebruikt om de maximumsnelheid te verhogen.
Verkeersbesluit
Het gaat in deze zaak om een verkeersbesluit van de Minister van Infrastructuur en Milieu waarbij besloten is om op de A13 bij de wijk Overschie te Rotterdam de maximumsnelheid te verhogen van 80 km per uur naar 100 km per uur. Door het besluit neemt de geluidbelasting toe, maar deze toename valt binnen de werkruimte van 1,5 dB van de ter plaatse geldende geluidproductieplafonds.
Werkruimte
De rechtbank leidt uit de memorie van toelichting op het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de invoering van geluidproductieplafonds af dat de werkruimte van 1,5 dB is bedoeld om - tijdelijk - verkeersgroei op te vangen en de wegbeheerder tijd te gunnen om maatregelen te nemen. Op zichzelf acht de rechtbank het niet ondenkbaar dat onder omstandigheden het benutten van de werkruimte wordt gerechtvaardigd door andere factoren dan een autonome verkeersgroei en het gunnen van tijd voor het treffen van maatregelen. Het onderhavige verkeersbesluit ligt echter uitsluitend in de eigen invloedssfeer van verweerder, zodat het daarvoor benutten van de werkruimte niet valt te verenigen met genoemd doel van de wetgever.
Verder is de rechtbank niet gebleken dat benutting van de werkruimte slechts tijdelijk van aard zal zijn. Daarbij is voor de rechtbank van belang dat een toename in 2012 van de geluidproductie tot in de werkruimte, op zijn vroegst pas in 2015 (mogelijk) tot maatregelen zal leiden. Daarbij acht de rechtbank van belang dat de beschreven systematiek niet tot het treffen van maatregelen dwingt zolang de geluidproductie volgens de prognose niet binnen vijf jaren tot overschrijding van het plafond zal leiden. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat redelijkerwijs niet op voorhand kan worden gesproken van een slechts tijdelijke benutting van de werkruimte. De rechtbank concludeert dat bij het nemen van het verkeersbesluit er ten onrechte van is uitgegaan dat de toename van de geluidbelasting mocht worden opgevangen in de werkruimte van de geluidproductieplafonds.
Motoren
Verder was nog aangevoerd dat verweerder ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de geluidproductie van motorfietsen. Dat het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 (Rmg 2012) niet voorziet in een categorie motoren, betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat verweerder bij het nemen van het onderhavige besluit in het geheel geen rekening heeft hoeven houden met motoren voor zover deze piekgeluiden veroorzaken. In het onderhavige geval is geen sprake van een milieubesluit, waarvoor het Rmg 2012 in het bijzonder is opgesteld, maar van een verkeersbesluit, waarbij in het kader van de te maken belangenafweging alle relevante omstandigheden in ogenschouw moeten worden genomen. Aangevoerd was dat de snelheidsverhoging, gelet op het geluidniveau van motoren ten opzichte van het overige wegverkeer en op het accelereren na de bocht van de verbindingsbogen naar de nieuwe maximumsnelheid, zal leiden tot een piek in de geluidproductie. Ook in het rapport ‘Evaluatie 80 km zones’ van verweerder valt te lezen dat piekniveaus van invloed kunnen zijn op de hinderbeleving. Naar het oordeel van de rechtbank had verweerder in het kader van een zorgvuldige afweging dit aspect bij de beoordeling moeten betrekken en niet kunnen volstaan met de stelling dat motoren en piekbelasting geen rol spelen in de berekeningen. De rechtbank concludeert dan ook dat verweerder bij het nemen van het verkeersbesluit ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de piekgeluiden van motoren.
Bron: Rb. Rotterdam 21 november 2013, ROT 13/343, ROT 13/116 en ROT 13/2280, ECLI:NL:RBROT:2013:9074.