Op 23 november jl. heeft de Minister van IenM de Kamer geïnformeerd over de stand van zaken rond de voorgenomen aanpassing van de Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6, tweede lid, Bro). Knelpunten in de praktijk vragen om een oplossing terwijl tegelijkertijd de doeltreffendheid van de Ladder wel behouden moet worden. Vooruitlopend op de integratie van de Ladder in de uitvoeringsregels van de Omgevingswet, zal de Ladder al vereenvoudigd worden. De Minister staat in de brief aan de Kamer stil bij de achtergrond van de Ladder, de gesignaleerde knelpunten bij toepassing in de praktijk en er wordt een voorschot gegeven op de aanstaande wijziging.
Achtergrond
Toepassing van de Ladder zorgt in de praktijk vaak voor problemen. Dat bleek al in 2014 in een onderzoek van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). Dat onderzoek richtte zich op 2013, het eerste ‘ladderjaar’ (artikel 3.1.6, tweede lid, Bro is op 1 oktober 2012 in werking getreden). Het resultaat – ruim 70% van de onderzochte plannen wordt niet expliciet aan de Ladder getoetst – samen met signalen uit de praktijk over knelpunten bij de toepassing van de Ladder en de aanhoudende stroom aan jurisprudentie, vormen aanleiding voor de Minister om samen met gemeenten, provincies, VNG en IPO te verkennen welke knelpunten zich voordoen en welke oplossingen noodzakelijk zijn. Uit deze verkenning is naar voren gekomen dat de toepassing van de Ladder inderdaad enkele knelpunten met zich brengt.
Knelpunten & oplossingen
Het gaat om knelpunten vanwege het onduidelijke begrippenkader, de toepassing van de Ladder bij globale en flexibele bestemmingsplannen, de onderzoekslasten die het voldoen aan de Ladder met zich brengt en de regionale afstemming die in het kader van de eerste trede is vereist. Doel is om deze knelpunten in één keer aan te passen, via aanpassing van artikel 3.1.6, tweede lid van het Bro, via aanpassing van de Handreiking (de Handreiking voor de Ladder voor duurzame verstedelijking van het Ministerie van IenM) ofwel via afspraken met provincies en gemeenten.
De Minister noemt een aantal oplossingen. Het begrippenkader zal worden verduidelijkt in de Handreiking. De nadruk wordt gelegd op het aanpassen van het lastige begrip ‘actuele regionale behoefte’ zodat het leidt tot een vereenvoudiging van de toepassing in de praktijk, onder meer bij flexibel bestemmen. Overwogen wordt om ‘nut en noodzaak’ te kiezen als ander begrip dat recht doet aan het doel van de Ladder. Het knelpunt van de onderzoekslast wil de Minister voor zover mogelijk in het huidige wettelijke systeem aanpakken. Verder wil de Minister nader in gesprek met provincies en gemeenten om regionale afstemming en samenwerking beter te borgen. Vaak spelen provincies al een rol hierbij, maar dit kan nog verder worden versterkt.
Draagvlak behoud Ladder
Er worden niet uitsluitend knelpunten gesignaleerd. De Ladder wordt in de praktijk gezien als hulpmiddel voor een concrete invulling van een goede ruimtelijke ordening en het stimuleren van zuinig ruimtegebruik. Omdat de Ladder een verplichting vormt, dwingt het instrument tot het maken van keuzes ingeval van krimp en leegstand. Ook bevordert de Ladder regionale afstemming. Er bestaat draagvlak voor het behoud van een aangepaste Ladder.
Het vervolg
Het streven is om de Ladder uiterlijk per 1 januari 2017 te vereenvoudigen, nog vóór inwerkingtreding van de Omgevingswet. De Minister streeft er voorts naar dat de aangepaste Ladder direct ‘Omgevingswetproof’ is, zodat deze zonder inhoudelijke wijziging kan worden ingepast in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl), één van de uitvoeringsbesluiten onder de Omgevingswet. Tegelijkertijd wordt de Handreiking gewijzigd en zullen daarin praktijkvoorbeelden worden opgenomen.
Het is dus nog even wachten op de aangepaste Ladder. Tot die tijd zal de praktijk het moeten doen met de vervolgmeting van het PBL die in de loop van 2016 zal verschijnen. Een volgende update van de Minister kunnen we in het voorjaar van 2016 verwachten. Uiteraard houden wij u op dit blog op de hoogte van alle ontwikkelingen