Wat speelde er?
Bij de gemeente Maastricht kwam in maart 2020 een melding binnen over alcoholgebruik door twee minderjarige stagiaires tijdens een feestje in de bedrijfskantine van de gemeente op het einde van de werkdag voor carnaval. Naar aanleiding van deze melding werd een onderzoek ingesteld. Volgens de gemeente is uit dat onderzoek naar voren gekomen dat het een ambtenaar, een buitengewoon opsporingsambtenaar (boa), is geweest die alcohol heeft gegeven aan de stagiaires en dat de ambtenaar diezelfde avond bij een van hen handtastelijk is geworden. De gemeente heeft de ambtenaar geschorst en de kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden wegens een tekortkoming in de nakoming. De ambtenaar is in hoger beroep gegaan.
Oordeel hof
Volgens het hof is niet komen vast te staan dat de ambtenaar op de hoogte was van het feit dat de stagiaires minderjarig waren toen hij hen alcohol gaf in de bedrijfskantine. Daarnaast is ook niet vast komen te staan dat hij ze later in een café alcohol heeft gegeven. Aangezien het hof een deel van de feiten die de kantonrechter ten grondslag had gelegd aan de ontbinding anders beoordeelt, beoordeelt het hof het verzoek tot ontbinding opnieuw.
Bij de beoordeling van wanprestatie, geldt volgens het hof de door de Hoge Raad in zijn arrest van 20 april 1990 (ECLI:NL:HR:1990:AD1092, NJ 1990, 702) genoemde maatstaf nog steeds. Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens een tekortkoming in de nakoming is slechts toewijsbaar in gevallen van ernstige wanprestatie. Bij dit uitgangspunt is deze ontbinding volgens de Hoge Raad veeleer op één lijn te stellen met de beëindiging wegens een dringende reden (een ontslag op staande voet). Het gaat hier dus om een strenge toets.
Geen ernstige wanprestatie
De verwijten met betrekking tot het verstrekken van alcohol aan de stagiaires zijn niet komen vast te staan en kunnen dus niet leiden tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Het hof is van oordeel dat de overige gedragingen, bestaande uit het tot tweemaal toe proberen te zoenen van een van de stagiaires en het trekken aan en terug laten schieten van het pasje van de stagiaire en het aanraken van haar been, een tekortkoming opleveren, maar dat niet is voldaan aan de hoge maatstaf voor ernstige wanprestatie. Daarbij heeft het hof meegewogen dat deze gebeurtenissen zich hebben voorgedaan in privétijd en tijdens carnaval. Ook weegt het hof de sfeer tijdens carnaval mee, waarmee het hof uitdrukkelijk niet wil zeggen dat in die sfeer het gedrag van de ambtenaar normaal is of geduld moet worden. Het hof weegt ook mee dat de ambtenaar ongeveer 22 jaar bij de gemeente werkzaam was en een goede staat van dienst had.
Ontbinding op de e-grond
De devolutieve werking van het hoger beroep leidt ertoe dat het hof alsnog een oordeel moet geven over de door de gemeente verzochte ontbinding op de andere grondslagen, waaronder de e-grond. Het hof acht het gedrag van de ambtenaar wel verwijtbaar. Hoewel de gedragingen zich hebben afgespeeld in privétijd, is er een relatie met het werk. Het ging hier om een minderjarige stagiaire, terwijl de ambtenaar stagebegeleider was. Dat hij niet haar stagebegeleider was, is van belang maar niet doorslaggevend. De ambtenaar had zich van dit gedrag dienen te onthouden en van de gemeente hoeft niet te worden verlangd dat zij dergelijk gedrag van een ambtenaar en zeker niet van een boa tolereert. De arbeidsovereenkomst is dan ook terecht ontbonden. Omdat geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen wordt de arbeidsovereenkomst ontbonden op de e-grond met toekenning van een transitievergoeding aan de werknemer.
Privégedragingen van de ambtenaar
Naast de overwegingen van het hof over de strenge toets bij de beoordeling van wanprestatie in het arbeidsrecht, is de besproken uitspraak ook interessant vanwege de overweging van het hof over gedragingen van ambtenaren in privétijd. In deze uitspraak benadrukt het hof dat sprake was van een ambtenaar en dat dit consequenties had voor de wijze waarop hij zich niet alleen op het werk, maar ook in privétijd moest gedragen.
De uitspraak van het hof is in lijn met rechtspraak van na de Wnra waaruit volgt dat een hogere integriteitsstandaard geldt voor ambtenaren dan voor ‘gewone’ werknemers en die ook door kan werken in privésituaties. Ook na de Wnra is integriteit tot de kern van het ambtenaarschap blijven behoren en is de ambtenaar een bijzonder type werknemer. Dit laatste is alleen al zo omdat de Ambtenarenwet 2017 (Aw 2017) op deze groep van toepassing is. Zo dient een ambtenaar zich op grond van artikel 6 lid 1 Aw 2017 te gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt en legt hij op grond van artikel 7 Aw 2017 een eed of belofte af.
Privégedragingen voor de Wnra
Dat privégedragingen van ambtenaren kunnen doorwerken in de arbeidsrelatie was volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (Raad) ook al zo vóór de invoering van de Wnra. Zo oordeelde de Raad in een zaak waarin een parketsecretaris vanwege het frauderen met postadressen en gesjoemel met zijn belastingaangifte strafontslag kreeg, dat de omstandigheid dat de gedragingen hebben plaatsgevonden in de privésfeer en niet in het kader van uitoefening van zijn functie niet betekende dat die gedragingen hem niet als plichtsverzuim zouden kunnen worden verweten. Een ander voorbeeld is dat van een ambtenaar van de belastingdienst die het extra werd aangerekend dat hij zijn eigen belastingaangifte onjuist invulde. In dit laatste geval oordeelde de Raad dat de gedraging van de ambtenaar het aanzien en de geloofwaardigheid van de Belastingdienst ernstig schaadde. Bij beide beschreven gedragingen was sprake van een nauwe band tussen de privégedraging en de functie die de ambtenaar vervulde.
Ook als die nauwe band minder duidelijk was, konden privégedragingen plichtsverzuim opleveren. Bepalend was of het (wan)gedrag van de ambtenaar weerslag had op het eigen functioneren en op het aanzien van de dienst. De Raad hechtte ook veel waarde aan de herkenbaarheid van de ambtenaar voor het publiek. Zie voor voorbeelden van rechtspraak waarin een nauwe band tussen de privégedraging en de functie minder duidelijk was en meer informatie over privégedragingen van ambtenaren van vóór de Wnra het blog “Goed ambtenaar: ook in je vrije tijd?”.
Rechtspraak na invoering Wnra
Met de Wnra is niet beoogd om aan het bijzondere karakter van het ambtenaarschap een einde te maken. De ambtenaar lijkt - ook na de normalisering - sneller dan de gewone werknemer te kunnen worden aangesproken op gedragingen in de privésfeer. Uit de rechtspraak die is verschenen sinds de invoering van de Wnra blijkt dat in veel gevallen een link bestaat tussen het werk en de privégedraging en dat mede gelet op die link een ontbinding wordt uitgesproken. Zo werd in december 2020 de arbeidsovereenkomst van een medewerker van de Dienst Vervoer & Ondersteuning (onderdeel van Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI)) ontbonden vanwege het in privétijd rijden onder invloed van drugs. Van de medewerker, die zich op het werk bezighield met onder andere het vervoeren van arrestanten, kon worden verwacht dat hij zich ook in privétijd gedroeg als een goed ambtenaar.
Dat een directe link tussen de gedraging en het werk echter niet altijd noodzakelijk is, blijkt uit de uitspraak van de kantonrechter Zwolle van 21 december 2020. Een Senior Complexbeveiliger, werkzaam bij de DJI was op vakantie gegaan naar Turkije waar een oranje reisadvies voor gold. De ambtenaar loog herhaaldelijk over zijn vakantiebestemming en vervalste documenten en gegevens uit angst dat hij anders in quarantaine zou moeten. Deze gedraging werd door de kantonrechter beoordeeld als ernstig plichtsverzuim en in strijd met het goed ambtenaarschap. De kantonrechter ontbond de arbeidsovereenkomst van de ambtenaar.
Een andere uitspraak waarin geen directe link was tussen de gedraging en het werk was die van de kantonrechter Limburg van 27 mei 2020. In die uitspraak werd een ambtenaar van Rijkswaterstaat op staande voet ontslagen vanwege zijn betrokkenheid bij een hennepkwekerij die werd gevonden in zijn woning en de onjuiste verklaringen daarover richting zijn werkgever. De rechtbank overwoog dat het plegen van dergelijke strafbare feiten door een werknemer voor menig werkgever een dringende reden zal opleveren voor ontslag op staande voet, maar dit geldt zelfs in nog grotere mate indien die werkgever een overheidsorgaan is en de betreffende werknemer een ambtenaar. De verplichting van een ambtenaar om zich zowel in als buiten diensttijd te gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt - waartoe het zich onthouden van het plegen van strafbare feiten behoort - is door de betrokkenheid bij de hennepplantages volgens de kantonrechter in grove mate geschonden.
In het hoger beroep van deze zaak kwam ook het hof Den Bosch op 8 april 2021 tot het oordeel dat sprake is van een dringende reden. Het hof oordeelde dat de illegale activiteiten en het liegen daarover de ambtenaar temeer worden verweten nu hij jegens zijn werkgever de verplichting had om zich als goed ambtenaar te gedragen en hij daarvoor ook een eed had afgelegd. Rijkswaterstaat moet op zijn integriteit kunnen vertrouwen. De overige omstandigheden, waaronder het feit dat het illegaal handelen in de privésfeer plaatsvond, maken dit niet anders.
Conclusie
Uit het voorgaande blijkt dat de ambtenaar ook na invoering van de Wnra een bijzonder type werknemer is waar een hogere integriteitsstandaard geldt. Deze integriteitsstandaard geldt ook voor privégedragingen. Een ambtenaar dient zich ook in zijn vrije tijd als een goed ambtenaar te gedragen, zelfs tijdens carnaval.
Bron: Gerechtshof 's-Hertogenbosch 4 augustus 2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:2715