Sinds 1 april 2001 is bij wet vastgelegd dat personen van gelijk geslacht een huwelijk kunnen aangaan (Wet openstelling huwelijk). Door de landelijke overheid is destijds aan de gemeenten overgelaten hoe zij zouden omgaan met ‘weigerambtenaren’. Dat zijn ambtenaren die gelet op hun godsdienstige overtuiging weigeren medewerking te verlenen aan het voltrekken van huwelijken tussen paren van gelijk geslacht. Uitgangspunt moest wel zijn dat paren van gelijk geslacht in elke gemeente een huwelijk konden sluiten, maar hoe een gemeente omging met weigerambtenaren moest door elke gemeente zelf praktisch worden opgelost. Dat heeft ertoe geleid dat het beleid ten aanzien van gewetensbezwaarde ambtenaren per gemeente verschilde.
Wat vindt het College voor de Rechten van de Mens?
De gemeente Leeuwarden besloot de termijn van een buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand niet te verlengen, omdat zij had verklaard geen huwelijken tussen personen van hetzelfde geslacht te sluiten. De ambtenaar wendde zich tot het College voor de Rechten van de Mens (destijds de Commissie Gelijke Behandeling) omdat zij vond dat er sprake was van discriminatie op grond van godsdienst. Het College oordeelde in 2002 (oordelen 2002-25 en 2002-26) dat de gemeente inderdaad verboden onderscheid maakte. Bij de desbetreffende gemeente waren er immers voldoende (buitengewone) ambtenaren van de burgerlijke stand werkzaam die géén gewetensbezwaren hadden tegen het sluiten van een huwelijk tussen personen van hetzelfde geslacht. De weigerambtenaar kon dus in dienst worden gehouden voor het sluiten van de andere huwelijken.
In 2008 (oordeel 2008-40) kwam het College voor de Rechten van de Mens tot een ander oordeel. De gemeente Langedijk stelde aan nieuwe buitengewoon ambtenaren van de burgerlijke stand de eis dat deze bereid moesten zijn om huwelijken te sluiten tussen personen van hetzelfde geslacht. Het College oordeelde nu anders dan in 2002: er was geen sprake van verboden onderscheid. Het College stelde daartoe dat door het stellen van deze eis wordt voorkomen dat een ambtenaar bij de uitvoering van zijn werk discrimineert. Op de gemeente rust immers de verplichting de wet na te leven en uit te voeren. Dat betekent ook dat een gemeente niet mag discrimineren: een gemeente moet zelf het goede voorbeeld geven. De godsdienstvrijheid van de gewetensbezwaarde ambtenaar mag hiervoor worden begrensd.
Initiatiefwet
In 2014 is vervolgens een initiatiefwet van D66 door de Eerste Kamer aangenomen. Deze wet wijzigde het Burgerlijk Wetboek en de Algemene Wet Gelijke Behandeling. In deze wetten is nu opgenomen dat een weigerambtenaar niet benoembaar is en een gemeente niet discrimineert door een weigerambtenaar niet te benoemen of in dienst te houden.
Recente uitspraak Centrale Raad van Beroep
Recent heeft de Centrale Raad van Beroep een uitspraak gedaan over het ontslag van een weigerambtenaar bij de gemeente Den Haag. Dit ontslag was gegeven voordat de initiatiefwet in werking was getreden. Wat was er aan de hand? De buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand had zich in een interview met onder meer een landelijk dagblad geprofileerd als weigerambtenaar. Hij gaf daarin te kennen geen huwelijken te sluiten tussen mensen van hetzelfde geslacht. Het college van burgemeester en wethouders had de buitengewoon ambtenaar naar aanleiding hiervan ontslagen. De Centrale Raad van Beroep oordeelt bij uitspraak van 29 februari 2016 dat het ontslag rechtmatig is. De Raad is van oordeel dat de opstelling van de buitengewoon ambtenaar onverenigbaar is met het beleid van de gemeente. Hierdoor is een impasse ontstaan die het ontslag rechtvaardigt. Bovendien is het standpunt van het college in overeenstemming met de huidige wetgeving, aldus de Raad. De Raad wijst dan naar de wijzigingen in het Burgerlijk Wetboek en de Algemene Wet Gelijke Behandeling als gevolg van de initiatiefwet van D66. Deze wetswijziging biedt gemeenten de vrijheid om weigerambtenaren niet in dienst te nemen of te houden.