Van een jonge leraar geschiedenis zijn foto’s en uitlatingen met een rechtsextremistisch tintje te vinden op het internet. Tijdens zijn sollicitatiegesprek heeft de leraar hier geen volledige openheid van zaken over gegeven. Deze casus heeft geleid tot een uitbreiding van de h-grond én een waarschuwing voor de internetgebruiker. Hoe dat precies is gebeurd komt in dit blog aan bod.
Wat speelde er in deze zaak?
De Rechtbank Overijssel oordeelde op 31 augustus 2016 in deze zaak. Voor een overzicht van de feiten verwijs ik naar het blogbericht dat mijn collega Sanne Timmermans daarover schreef: “Ontbinding arbeidsovereenkomst, de rest is geschiedenis”.
In eerste aanleg heeft de kantonrechter allereerst geoordeeld dat er een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen. De kantonrechter heeft de vorderingen op grond van verwijtbaar handelen en verstoorde arbeidsverhoudingen gepasseerd en ontbonden op grond van de h-grond. Hierbij overwoog de kantonrechter dat de jonge leraar niet langer geloofwaardig is in de rol van docent. De angst voor onrust van de school achtte de kantonrechter reëel.
Hoger Beroep
Na ontbinding door de kantonrechter is de leraar in hoger beroep gegaan bij het Hof Arnhem-Leeuwarden. In beroep vorderde de leraar vernietiging van de uitspraak van de kantonrechter.
Hoe oordeelde het hof?
Ook volgens het hof staat vast dat er een arbeidsovereenkomst is gesloten. Het hof stelt vast dat de jonge leraar in zijn verklaringen omtrent zijn opvatting niet volledig juist is geweest, nu hij later heeft erkend in het verleden wél belangstelling te hebben gehad voor groeperingen zoals de NVU. De stelling van de jonge leraar dat hij inmiddels geheel afstand heeft genomen van het verleden en dat dit hem niet nagedragen dient te worden wordt onderschreven door het hof.
Het hof voegt zich bij de kantonrechter en is van oordeel dat de door de leraar publiekelijk gedane uitlatingen niet passen bij wat van een docent op een school mag worden verwacht, namelijk “het bekleden van een voorbeeldfunctie die moet passen bij de missie en de onderwijsvisie van de school, waarbij de docent zelf dient te zorgen voor een respectvolle omgang met anderen, verdraagzaamheid en tolerantie”. Door tijdens de sollicitatie geen volledige openheid van zaken te geven heeft de jonge leraar de school op het verkeerde been gezet. Bovendien mocht de leraar er daardoor niet gerechtvaardigd op vertrouwen dat het allemaal wel goed zou zitten. De school mocht dan ook vrezen dat de aanstelling van de jonge leraar tot ophef en onrust zou leiden.
H-grond
Het hof vat samen: “het betreft aldus de combinatie van het recente karakter van de voorafgaande gebeurtenissen, de verzwijging daarvan en de gerechtvaardigde verwachting van grote onrust onder leerlingen, ouders en docenten, die de doorslag geeft”. Dit vormt een voldragen ontbindingsgrond in de zin van artikel 7:669 lid 3 aanhef en sub h BW, de h-grond.
Uitbreiding h-grond
De h-grond wordt in de wet als volgt omschreven: ‘andere dan de hiervoor genoemde omstandigheden die zodanig zijn dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren’. In een eerder blog is reeds aandacht besteed aan een aantal (bijzondere) gevallen waarin de h-grond kan/kon worden gebruikt als grondslag voor ontbinding.
De h-grond is ondertussen niet meer te kwalificeren als een vreemde eend in de bijt binnen het arbeidsrecht. De wetsgeschiedenis leek de reikwijdte van de h-grond te beperken door voorbeeldsituaties met betrekking tot detentie en illegaliteit van de werknemer te noemen alsmede het niet beschikken over een tewerkstellingsvergunning door de werkgever. In de jurisprudentie is de grond ondertussen toegepast in situaties waarin de werknemer al geruime tijd is vermist, de werknemer niet beschikte over een VOG en een fundamenteel verschil van inzicht tussen de werknemer en overige directieleden. De toevoeging van de onderhavige casuïstiek aan dit rijtje doet toch sterk vermoeden dat de h-grond een bredere reikwijdte heeft dan voor de inwerkingtreding van de Wwz op basis van de wetsgeschiedenis was geanticipeerd. De wetsgeschiedenis suggereert een nauwe interpretatie van de h-grond, de letterlijke wettekst formuleert echter een open norm. Gelet op de onvoorspelbare menselijke gedragingen die vaak onderwerp zijn van het arbeidsrecht, is daadwerkelijk gebruik van de open norm door de rechter mijns inziens dan ook geen overbodige luxe.
Hof: de rol van social media
Het hof vond het nodig om gelet op het media-circus dat rondom de zaak was ontstaan de kern van het juridische geschil te benadrukken. Het hof overweegt dat de zaak vooral ziet op de kwestie of de jonge leraar wel voldoende openheid van zaken heeft gegeven, zowel gedurende zijn stage als het sollicitatiegesprek. Bovendien staat het hof nog stil bij de vraag of de door de leraar gedane uitingen in het publieke domein wel te verenigen zijn met hetgeen een school van een leraar mag verwachten. Het hof geeft de volgende waarschuwing:
“Dit laatste illustreert het gevaar van het gebruik van social media, ook als privé-persoon, en dat dit betekenis kan krijgen in het juridisch domein. Een gevaar dat door justitiabelen pleegt te worden onderschat.”
De waarschuwing van het hof over de rol van social media in het juridische domein is opmerkelijk. Hieruit blijkt dat iedereen zich er rekenschap van moet geven dat uitingen op het internet vrijwel altijd publiekelijk toegankelijk zijn en daar ook vrijwel altijd toegankelijk blijven. En dat deze uitingen op social media, ook in de privésfeer, bovendien professionele en juridische gevolgen kunnen hebben.
Bron:
Hof Arnhem-Leeuwarden 24 maart 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:2509