Varkens in Nood-jurisprudentie
Op 14 januari 2021 wees het Hof van Justitie van de Europese Unie een arrest (ECLI:EU:C:2021:7) waarin werd bepaald dat artikel 6:13 van de Algemene wet Bestuursrecht (Awb) voor milieubesluiten in strijd is met het Verdrag van Aarhus (lees hierover meer in ons eerdere blog). De aanleiding voor het arrest was een door, onder andere, de stichting Varkens in Nood ingestelde beroepsprocedure bij de rechtbank Limburg tegen een verleende omgevingsvergunning voor een staluitbreiding van een varkenshouderij. Volgens artikel 6:13 Awb had het beroep van stichting Varkens in Nood moeten worden afgewezen, omdat deze stichting geen zienswijze had ingediend. De stichting stelde dat deelname aan een inspraakprocedure, alvorens beroep in te stellen, in strijd is met artikel 9, lid 2, van het verdrag van Aarhus. De rechtbank Limburg stelde hierover prejudiciële vragen aan het Hof, met als resultaat het arrest van 14 januari 2021. Belanghebbenden die geen zienswijze hebben ingebracht tegen een besluit dat onder artikel 6 van het Verdrag van Aarhus valt zouden, in tegenstelling tot wat art. 6:13 van de Awb behelst, toch in beroep mogen.
Op 14 april 2021 volgt een uitspraak van de Afdeling (ECLI:NL:RVS:2021:786, lees hierover meer in ons eerdere blog). De Afdeling oordeelt daar in lijn met de overwegingen van het Hof, dat artikel 6:13 van de Awb niet kan worden tegenworpen aan belanghebbenden die bij zogeheten Aarhus-besluiten geen zienswijzen hebben ingediend. De Afdeling overweegt dat in alle gevallen waarin ‘in omgevingsrechtelijke zaken’ de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure is toegepast, artikel 6:13 van de Awb niet kan worden tegengeworpen. Het gaat dan in ieder geval om omgevingsrechtelijke besluiten op grond van de volgende wet- en regelgeving: de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, Wet milieubeheer, Wet ruimtelijke ordening, Tracéwet, Wet geluidhinder, Wet natuurbescherming, Ontgrondingenwet, Waterwet, Wet bodembescherming, Wet luchtvaart, Mijnbouwwet, Kernenergiewet, Wet inzake de luchtverontreiniging, Wet bescherming Antarctica en andere wetten en regelingen op het gebied van het milieu en de ruimtelijke ordening.
De Afdeling voegt daar in een uitspraak van 13 juli 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1981) aan toe, dat een besluit op grond van een andere dan de hierboven genoemde wet- en regelgeving ook een omgevingsrechtelijke zaak kan zijn, wanneer aannemelijk is gemaakt dat het besluit “aanzienlijke gevolgen” heeft voor het milieu (lees hierover meer in ons eerdere blog).
De uitspraak van de rechtbank Amsterdam
De uitspraak van 2 januari 2024 gaat over een aan het bedrijf BP verleende vergunning op grond van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken (Wbr), ten behoeve van een verzorgingsplaats. Fastned heeft, als derde belanghebbende, beroep ingesteld tegen deze verleende vergunning. De rechtbank komt tot het oordeel dat Fastned niet-ontvankelijk is in haar beroep, gelet op artikel 6:13 van de Awb, omdat zij geen zienswijze heeft ingediend tegen de ontwerpvergunning.
Daarbij gaat de rechtbank in r.o. 8 in op de betekenis van de Varkens in Nood-jurisprudentie. De rechtbank merkt hierbij op dat besluiten op grond van de Wbr in de (hiervoor genoemde) uitspraak van de Afdeling van 14 april 2021, niet zijn aangemerkt als ‘omgevingsrechtelijke zaken’. De Wbr is daar immers niet opgenomen in de opsomming van wetten die de Afdeling in ieder geval als omgevingsrechtelijke zaak beschouwt.
Daarop haalt de rechtbank de (eveneens hiervoor genoemde) uitspraak van de Afdeling van 13 juli 2022 aan, en stelt vast dat in dit geval Fastned niet heeft gesteld, laat staan onderbouwd, dat de verleende vergunning aanzienlijke gevolgen voor het milieu met zich meebrengt. Om deze reden komt de rechtbank tot het oordeel dat de bestreden vergunning op grond van de Wbr niet onder de reikwijdte van het verdrag van Aarhus valt. Deze zaak maakt daarmee duidelijk artikel 6:13 Awb in zo’n geval nog altijd kan worden tegengeworpen aan degene die geen zienswijze heeft ingediend. In het onderhavige geval blijkt namelijk dat een besluit op grond van de Wbr niet sec kan worden gezien als een omgevingsrechtelijke zaak. Hier ging het bovendien niet om een vergunning die “aanzienlijke gevolgen” voor het milieu heeft. Zo is de Varkens in nood-jurisprudentie (geen zienswijze ingediend, toch in beroep) niet altijd toepasselijk in bestuursrechtelijke zaken.
Raadpleeg hier de volledige uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van 2 januari 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:174.