Op 21 april jl. is de nieuwe Ladder voor duurzame verstedelijking (hierna: de Ladder) vastgesteld. Vandaag, 12 mei, is het dan zover: de minister van IenM heeft de nieuwe Ladder bekendgemaakt. Uit de bekendmaking volgt dat de nieuwe Ladder op 1 juli a.s. in werking treedt. Wat gaat er allemaal veranderen?
De nieuwe Ladder in het kort
Al eerder verscheen op dit blog een bericht over het ontwerp van de nieuwe Ladder. Daarin is uitgebreid ingegaan op de wijzigingen. De belangrijkste wijzigingen zijn:
- De drie treden worden losgelaten
- Het begrip ‘actuele regionale behoefte’ wordt vervangen door ‘behoefte’
- De behoefte voor ontwikkelingen zowel binnen als buiten bestaand stedelijk gebied moet beschreven worden. Het realiseren van een ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied moet nadrukkelijk gemotiveerd worden.
- De dubbele Laddertoets is niet verplicht meer: de toets kan bij uitwerkingsplichten en wijzigingsbevoegdheden worden doorgeschoven van de vaststelling van het moederplan naar de vaststelling van het uitwerkings- of wijzigingsplan.
Hierna staan wij nog stil bij enkele nieuwe of opvallende aspecten in de definitieve toelichting op de nieuwe Ladder.
Behoefte: beschrijven vs. motiveren
Naar aanleiding van de toelichting op de ontwerptekst van de nieuwe Ladder kon enige verwarring bestaan over het wel of niet moeten motiveren van de behoefte van een nieuwe stedelijke ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied. Die twijfel neemt de Minister weg in de definitieve toelichting met de uitleg van de begrippen beschrijven en motiveren. Het idee achter deze begrippen is dat uitgangspunt is dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte en in beginsel binnen bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Als dat het geval is, dan kan worden volstaan met een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling. Maar pas dus op: het blijft ook bij ontwikkelingen binnen bestaand stedelijk gebied van belang de behoefte te onderbouwen!
Waar moet dan aan worden voldaan? De wetgever geeft in de toelichting op de definitieve tekst van de nieuwe Ladder een nadere uitleg. De motivering moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening worden gezien. Dit komt erop neer dat de behoefte aan die ontwikkeling wordt gemotiveerd met het oog op het tegengaan van ongewenste leegstand en het stimuleren van zorgvuldig ruimtegebruik. Daarbij moet de behoefte worden onderbouwd en afgewogen op het niveau van het verzorgingsgebied van de ontwikkeling. De aard en omvang van de ontwikkeling staan in relatie tot de uitgebreidheid van de onderbouwing: bij elk plan hoort een bij dat plan passende onderbouwing.
Als een ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd, dan is in aanvulling daarop een nadrukkelijke motivering vereist waarom niet in het bestaande stedelijke gebied in de behoefte aan de nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt voorzien. Daarbij spelen beschikbaarheid en geschiktheid van ontwikkelingsmogelijkheden een rol.
Doorschuiven Laddertoets
Met het nieuwe derde lid van artikel 3.1.6 Bro kan een raad ervoor kiezen om de Laddertoetst bij de vaststelling van een moederplan (met daarin een wijzigingsbevoegdheid of uitwerkingsplicht) doorschuiven naar de vaststelling van een wijzigingsplan of uitwerkingsplan. De Minister benadrukt dat dit niet meebrengt dat niet aan de verplichtingen van artikel 3.1.6, eerste lid, Bro moet worden voldaan. Wel mag de uitvoerbaarheid van zo’n moederplan globaler worden gemotiveerd. Daarmee zullen de onderzoekslasten afnemen.
Naar aanleiding van de ontwerptekst van de nieuwe Ladder was nog niet helder welke gevolgen het doorschuiven van de Laddertoets zou hebben voor de omvang van de harde plancapaciteit. Als bij de vaststelling van het moederplan niet aan de Ladder wordt getoetst, vormt dan de inhoud van een wijzigingsbevoegdheid of uitwerkingsplicht al wel harde plancapaciteit waarmee andere nieuwe ontwikkeling rekening moeten houden? Nadeel daarvan zou zijn dat vrij eenvoudig harde plancapaciteit kan worden geclaimd. De wetgever geeft uitsluitsel over dit punt: de ontwikkelingen die via een uitwerkingsplicht of wijzigingsbevoegdheid mogelijk worden gemaakt en die bij vaststelling van het moederplan nog niet aan de Ladder zijn getoetst, tellen niet mee als harde plancapaciteit.
Wat valt nog meer op?
Het begrip stedelijke ontwikkeling wordt (net als het begrip bestaand stedelijk gebied) niet gewijzigd. Toch geeft de Minister nog duidelijkheid over het begrip nieuwe stedelijke ontwikkeling. Als een ontwikkeling geen extra verstedelijking mogelijk maakt, maar bebouwing reduceert of verplaatst (zoals het geval bij Ruimte voor ruimteregelingen) dan is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Dit biedt helderheid over de mogelijkheid om te salderen. De Afdelingsjurisprudentie bevatte tot op heden nog geen eenduidige harde lijn op dit onderwerp.
Bron: Besluit van 21 april 2017 tot wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening in verband met de aanpassing van de ladder voor duurzame verstedelijking