Voor de realisatie van een project zijn vaak meerdere besluiten nodig. In zulke gevallen kan ervoor worden gekozen de benodigde besluiten te coördineren. Dit zorgt voor een gestroomlijnde procedure, waarin de verschillende aanvragen zoveel mogelijk gelijktijdig worden behandeld en er zoveel mogelijk gelijktijdig op wordt beslist. Zo is er de gemeentelijke, provinciale en rijkscoördinatieregeling uit de Wet op de ruimtelijke ordening (Wro), de coördinatieregeling uit de Waterwet en de coördinatieregeling uit de Tracéwet. Onder de Omgevingswet verdwijnen bijna alle bestaande coördinatieregelingen. Er blijft er slechts één over: de coördinatieregeling uit afdeling 3.5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Een coördinatieregeling die al sinds enige tijd bestaat, maar in de praktijk niet zo populair is. In het zevende deel van deze blogreeks staan wij stil bij deze coördinatieregeling. Wij bespreken wanneer de coördinatieregeling onder de Omgevingswet van toepassing is en wat deze inhoudt.
(Verplichte) toepassing coördinatieregeling
Onder de Omgevingswet is het bevoegd gezag in sommige gevallen verplicht de coördinatieregeling van afdeling 3.5 Awb toe te passen. In andere gevallen kan het bevoegd gezag er vrijwillig voor kiezen de coördinatieregeling toe te passen.
Verplichte coördinatie is in de volgende gevallen aan de orde:
- Bij besluiten op de aanvraag van een omgevingsvergunning om een wateractiviteit en de aanvraag om een andere activiteit, die de aanvrager gelijktijdig heeft ingediend (artikel 16.7, lid 1, onder a Omgevingswet). Ook van toepassing wanneer het gaat om wijzigingen van vergunningvoorschriften van deze omgevingsvergunningen.Een omgevingsvergunning voor een wateractiviteit moet – anders dan overige activiteiten – apart worden aangevraagd en vergund (artikel 10.21 Omgevingsbesluit). De wetgever heeft het geval waarin een wateractiviteit samen met een andere activiteit wordt aangevraagd en er dus twee aparte omgevingsvergunningen nodig zijn in goede banen willen leiden. Vandaar dat de coördinatieregeling van afdeling 3.5 Awb van toepassing is verklaard.
Omdat er meerdere bevoegde gezagen zijn, is bepaald welk bestuursorgaan de coördinerende rol op zich neemt. Bij samenloop tussen een wateractiviteit en een andere activiteit is dit het bestuursorgaan dat het bevoegd gezag is voor de andere activiteit (artikel 10.25 Omgevingsbesluit).
- Besluiten op aanvragen voor een omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit en voor een wateractiviteit, die de aanvrager gelijktijdig moest indienen (artikel 16.7, lid 1, onder b). Wederom ook van toepassing wanneer het wijzigingen van de vergunningvoorschriften van de omgevingsvergunningen betreft.Activiteiten die betrekking hebben op dezelfde IPPC-installatie en activiteiten waarop de Seveso-richtlijn van toepassing is moeten gelijktijdig worden aangevraagd (artikel 5.7, lid 4 Omgevingswet). Wanneer er sprake is van een milieubelastende activiteit en een wateractiviteit, zijn er – zoals onder 1 besproken – twee omgevingsvergunningen nodig. De wetgever heeft de coördinatieregeling daarom van toepassing verklaard.
Het coördinerende bestuursorgaan is het bevoegd gezag van de omgevingsvergunning voor de milieubelastende activiteit.
- Besluiten ter uitvoering van een projectbesluit (artikel 16.7, lid 1, onder c).
In een eerder blogbericht stonden wij stil bij het projectbesluit.
Bij projectbesluiten die zien op hoofdinfrastructuur, zoals de aanleg van een snelweg, of primaire waterkeringen, bijvoorbeeld de versterking van een dijk, is de coördinatieregeling verplicht van toepassing (artikel 5.45 lid 2 jo. artikel 5.46 Omgevingswet).
Daarnaast kan het bevoegd gezag bij andere projectbesluiten bepalen dat artikel 16.7 – en dus de coördinatieregeling van afdeling 3.5 Awb – van toepassing is.
Het coördinerende bestuursorgaan is het bestuursorgaan dat het bevoegd gezag voor het projectbesluit is (artikel 5.45, lid 3 Omgevingswet).
Facultatieve coördinatie
Een bestuursorgaan mag er ook vrijwillig voor kiezen om de coördinatieregeling van afdeling 3.5 Awb toe te passen. De coördinatieregeling kan in dat geval in een apart besluit (een zogeheten coördinatiebesluit) van toepassing worden verklaard.
Voor de volgende besluiten is dit expliciet bepaald in artikel 16.8 van de Omgevingswet:
- Een omgevingsplan.
- Een waterschapsverordening.
- Een omgevingsverordening.
- Een programma.
- Een projectbesluit of een omgevingsvergunning.
Afdeling 3.5 Awb
Nu duidelijk is in welke gevallen de coördinatieregeling onder de Omgevingswet van toepassing is, kunnen we stilstaan bij de coördinatieregeling zelf. Puntsgewijs ziet de regeling er als volgt uit:
- Allereerst rust op het coördinerende bestuursorgaan een algemene verplichting om een doelmatige en samenhangende besluitvorming te bevorderen (artikel 3:23 Awb). Meer concreet houdt dit in dat het coördinerend bestuursorgaan zo effectief en efficiënt mogelijk de procedurestappen uit de coördinatieregeling moet organiseren. Volgens de wetgever is aan het coördinerend bestuursorgaan een regiefunctie toebedeeld in het procesmanagement van de besluitvorming. De andere betrokken bestuursorganen moeten de medewerking verlenen die voor het welslagen van een doelmatige en samenhangende besluitvorming nodig is.
- De aanvragen moeten zoveel mogelijk gelijktijdig worden ingediend (artikel 3:24 Awb). De laatste aanvraag mag niet later worden ingediend dan zes weken na ontvangst van de eerste aanvraag.
- Voor alle te nemen besluiten geldt één beslistermijn, die gelijktijdig aanvangt. Artikel 3:25 Awb bepaalt dat de beslistermijn aanvang met ingang van de dag waarop de laatste aanvraag is ontvangen.
- Alle besluiten worden via dezelfde voorbereidingsprocedure voorbereid (artikel 3:26 Awb). Indien afdeling 3.4 Awb – de uniforme openbare voorbereidingsprocedure – van toepassing is op één van de besluiten, is die van toepassing op alle besluiten. Is dat niet zo, dan geldt de reguliere voorbereidingsprocedure. Artikel 3:26 Awb regelt verder nog een aantal specifieke voorschriften ten aanzien van de coördinatieprocedure. Zo is bepaald dat de terinzagelegging geschiedt ten kantore van het coördinerende bestuursorgaan, en dat alle besluiten worden genomen binnen de termijn die geldt voor het besluit met de langste beslistermijn.
- De bevoegde gezagen zenden de door hen genomen besluiten toe aan het coördinerend bestuursorgaan. Deze maakt de besluiten gelijktijdig bekend en legt deze gelijktijdig ter inzage (artikel 3:27).
- Indien van bezwaar moet bij het coördinerend bestuursorgaan, die stuurt de bezwaren door naar het bevoegd gezag (artikel 3:28 Awb). De bevoegde gezagen nemen de beslissingen op bezwaar, en sturen die weer naar het coördinerend bestuursorgaan.
- Tegen alle besluiten staat bij dezelfde instantie beroep en hoger beroep open (artikel 3:29 Awb).Indien tegen een of meer besluiten beroep kan worden ingesteld bij de rechtbank, staat tegen alle besluiten beroep open bij de rechtbank.
Wanneer tegen alle besluiten beroep kan worden ingesteld bij een andere bestuursrechter dan de rechtbank, staat tegen alle besluiten beroep open bij:
- de Afdeling bestuursrechtspraak, als tegen een of meer besluiten beroep openstaat bij deze bestuursrechter;
- het College van Beroep voor het bedrijfsleven, als tegen een of meer van de besluiten beroep kan worden ingesteld bij deze bestuursrechter en tegen geen van de besluiten beroep openstaat bij de Afdeling; en
- de Centrale Raad van Beroep, als tegen een of meer besluiten beroep kan worden ingesteld bij deze bestuursrechter en tegen geen van de besluiten beroep openstaat bij de Afdeling of de Centrale Raad van Beroep.
Het hoger beroep kent een vergelijkbare indeling.
Wel kan de bevoegde bestuursrechter kan altijd de behandeling van de (hoger) beroepen naar een andere bestuursrechter verwijzen die voor de behandeling ervan meer geschikt wordt geacht.
Tot slot
Afdeling 3.5 Awb voorziet in een complete coördinatieregeling – vanaf de voorbereiding van de benodigde besluiten tot en met de rechtsbescherming. De regeling zal onder de Omgevingswet een grote rol gaan spelen. Genoeg reden om er alvast mee aan de slag te gaan!