Er is de afgelopen 14 maanden veel te doen geweest rond de omgevingsvergunning (activiteit bouwen) voor hoogspanningsleidingen. Eerder signaleerden wij de uitspraken van de rechtbank Oost-Brabant en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over de vraag of voor de aanleg van hoogspanningsleidingen een afzonderlijke omgevingsvergunning nodig is. Ook bespraken wij het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Omgevingsrecht. De cyclus lijkt inmiddels tot een eind te zijn gekomen: vorige week heeft de minister van Economische Zaken de Voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer verzocht het ontwerpbesluit buiten behandeling te laten.
Verloop
Bij uitspraak van 13 augustus 2015 oordeelde de rechtbank Oost-Brabant dat hoogspanningsleidingen samen met masten als één bouwwerk moesten worden gezien. Derhalve moest voor het geheel, en derhalve ook voor de later aangesloten leidingen afzonderlijk, een omgevingsvergunning (activiteit bouwen) worden aangevraagd. De gevolgen van deze uitspraak konden verstrekkend zijn: veel hoogspanningsleidingen zouden in strijd met het recht zijn aangelegd. Om deze gevolgen tegen te gaan heeft de minister van Infrastructuur en Milieu (de Minister) een ontwerpbesluit laten opstellen om de bovengrondse elektriciteitsleidingen aan te wijzen als vergunningvrij bouwwerk in het Besluit Omgevingsrecht. Dit ontwerpbesluit is op 12 september 2016 voorgelegd aan de Eerste en Tweede Kamer.
Op 21 september jl. oordeelde de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) dat voor het oprichten van de hoogspanningsmasten een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend. Volgens de Afdeling kan het na het oprichten van de hoogspanningsmasten het daaraan bevestigen van de hoogspanningsleidingen niet worden aangemerkt als bouwen in de zin van de Wabo. Hiervoor is geen omgevingsvergunning vereist.
Na de uitspraak van de Afdeling
Zoals wij reeds signaleerden in ons blogbericht van 22 september 2016 naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling leek het nut van de voorgestelde wijziging van het Bor te zijn verdwenen. In navolging van de uitspraak van de Afdeling heeft de Minister in een brief aan de Voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer verzocht om het ontwerpbesluit buiten verdere behandeling te laten. Als gevolg van de uitspraak van de Afdeling is de noodzaak voor het ontwerpbesluit immers komen te ontvallen. Daarmee is de cirkel rond.
Bron: kamerbrief van minister M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus