Na een fusie tussen pensioenfondsen OLMA en VvAA wordt, met toestemming van DNB, de voorwaardelijke toeslag gewijzigd in een onvoorwaardelijke toeslag. Dit is ten nadele van de gepensioneerde. Een gepensioneerde stapt naar de rechtbank en stelt dat de wijziging niet rechtsgeldig is. Volgens hem had de wijzing niet zonder zijn instemming mogen plaatsvinden. Is toestemming van de DNB voldoende grond voor een rechtsgeldige wijziging en is hiermee de juiste weg bewandeld?
Een gepensioneerde ontving ouderdomspensioen van zijn pensioenuitvoerder OLMA, die tevens zijn voormalig werkgever is. OLMA kon als pensioenuitvoerder op grond van de destijds geldende Pensioen- en Spaarfondsenwet (PSW) ontheffing krijgen van de verplichting om de pensioenen voor haar werknemers onder te brengen bij een externe partij (onderbrengingsplicht). Op grond van de pensioenregeling had de gepensioneerde aanspraak op een jaarlijkse voorwaardelijke toeslag (indexatie), die afhankelijk was van de in de CAO overeengekomen loonsverhoging. Per 1 januari 2011 fuseerde OLMA met VvAA waarbij alle verplichtingen van OLMA jegens gepensioneerde overgingen op VvAA. Bij die gelegenheid heeft VvAA haar volledige pensioenportefeuille overgedragen aan Nationale-Nederlanden. Voor deze portefeuilleoverdracht had VvAA goedkeuring van De Nederlandsche Bank (DNB) verkregen. Bij deze overdracht werd de tussen OLMA c.q. VvAA en werknemer overeengekomen voorwaardelijke toeslag gewijzigd in een onvoorwaardelijke toeslag van 1,7% per jaar. Deze wijziging is ten nadele van de gepensioneerde. Om deze reden stelt de gepensioneerde dat de wijziging niet rechtsgeldig is. Heeft deze stelling kans van slagen?
Het geschil: Standpunt partijen
Ter ondersteuning van zijn standpunt dat de toeslagregeling niet rechtsgeldig is gewijzigd, voerde de gepensioneerde twee stellingen aan. Ten eerste stelde hij dat portefeuilleoverdracht geen wijziging van zijn pensioenovereenkomst zonder zijn instemming tot gevolg kon hebben. In de tweede plaats stelde hij dat eenzijdige wijziging door VvAA op grond van het pensioenreglement niet mogelijk was. Werknemer meende daarom VvAA ook na de fusie te kunnen aanspreken op volledige uitvoering van de met OLMA overeengekomen – volgens hem gunstigere – toeslagregeling.
VvAA meende daarentegen dat de inhoud van de verzekeringsovereenkomst rechtsgeldig was gewijzigd door de overdracht van de portefeuille met toestemming van DNB. Die overdracht was de juridische grondslag van de wijziging. Volgens VvAA had DNB de nieuwe toeslagregeling getoetst en beoordeeld als gelijkwaardig aan de oude. Instemming van eiser met de wijziging zou dan niet meer nodig zijn. Daarnaast meende VvAA bevoegd te zijn tot eenzijdige wijziging van de toeslagregeling en meende zij daarbij een zodanig zwaarwichtig belang te hebben dat het belang van eiser bij handhaving van de oude regeling daarvoor moest wijken.
De uitspaak van de kantonrechter
De kantonrechter oordeelt vervolgens dat de toeslagregeling rechtsgeldig is gewijzigd door de portefeuilleoverdracht met toestemming van DNB conform artikel 119 Wft en wijst de vorderingen van werknemer af. Ten overvloede merkt de kantonrechter op dat indien de toeslagregeling niet gewijzigd is door de portefeuilleoverdracht, zij door VvAA eenzijdig gewijzigd is vóór de overdracht. Uit de bewoordingen van het pensioenreglement volgt dat het reglement eenzijdig kan worden gewijzigd. Of VvAA vervolgens ook daadwerkelijk tot eenzijdige wijziging mocht overgaan, hangt af van de vraag of VvAA misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid tot wijziging (art. 3:13 BW), dan wel of uitoefening van die bevoegdheid in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was (art. 6:248 BW). Hier was volgens de kantonrechter geen sprake van. Het belang van werknemer dat wordt geschaad door de wijziging is volgens de kantonrechter namelijk gering. Bovendien is de nieuwe toeslagregeling door DNB gelijkwaardig bevonden aan de ouder regeling en is het belang van VvAA bij de wijziging juist groot. VvAA wilde met de wijziging bereiken dat de kosten zouden worden verlaagd en de pensioenverzekering ook in de toekomst zou blijven voldoen aan de wet. Aldus acht de kantonrechter wijziging van de toeslagregeling door zowel portefeuilleoverdracht als door eenzijdige wijziging mogelijk.
De pensioendriehoek
Meestal is bij uitvoering van een pensioenregeling sprake van een driehoeksverhouding. Deze pensioendriehoek bestaat uit de volgende verhoudingen: (i) werkgever en werknemer (die een pensioenovereenkomst als onderdeel van de arbeidsovereenkomst sluiten); (ii) werknemer en pensioenuitvoerder (waarbij het pensioenreglement de rechterverhouding regelt) en (iii) werkgever en pensioenuitvoerder (die samen een uitvoeringsovereenkomst sluiten). Aan deze driehoeksverhouding ligt ten grondslag de wettelijke plicht van de werkgever om het pensioen(vermogen) buiten het ondernemingsrisico te brengen bij een pensioenuitvoerder: de onderbrengingsplicht. Doel daarvan is dat de pensioengelden niet voor andere doeleinden kunnen worden aangewend door de werkgever. Bovendien wordt zo voorkomen dat het opgebouwde pensioen in het geval van een faillissement van de werkgever in de failliete boedel terechtkomt. De onderhavige zaak vormt een uitzondering op de driehoeksverhouding en de onderbrengingsplicht. Omdat de werkgever hier zelf een pensioenuitvoerder is, bestond voor deze werkgever op grond van de destijds geldende PSW – en thans op grond van art. 23 PW – de mogelijkheid om in eigen beheer verzekeringen te sluiten. De werkgever hoefde daarom geen uitvoeringsovereenkomst te sluiten met een derde partij. Om deze reden was hier (slechts) sprake van twee rechtsverhoudingen in plaats van drie. Nu VvAA na de fusie met OLMA haar volledige pensioenportefeuille heeft ondergebracht bij Nationale-Nederlanden is weer (zoals gebruikelijk) sprake van een driehoeksverhouding.
Wijziging toeslagregeling op grond van toestemming DNB
Het is opvallend dat de kantonrechter oordeelt dat de, op grond van de Wft door DNB gegeven, toestemming voor overdracht van de pensioenportefeuille tot gevolg heeft dat de pensioenregeling rechtsgeldig is gewijzigd. De toestemming van DNB ziet immers enkel op overdracht. Ik meen dat wijziging van de toeslagregeling alleen mogelijk was via een eenzijdige wijziging van de pensioenovereenkomst. Deze benadering zou overigens niet tot een andere uitkomst hebben geleid. Met de kantonrechter ben ik namelijk van oordeel dat er voldoende grond bestaat voor eenzijdige wijziging van de toeslagregeling.
Let op!
Eenzijdige aanpassing van een toeslagregeling is mogelijk. In beginsel moet daarvoor wel een goede reden bestaan en moet sprake zijn van een redelijke aanpassing.
Bron: Rb. Midden-Nederland 25 november 2015, ECLI:NL:RBMNE:2015:8275