Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet zal een einde komen aan de vele bestaande bestemmingsplannen en beheersverordeningen die gemeenten vaak hebben. Zij zullen opgaan in een nieuw rechtsfiguur: het omgevingsplan. Het omgevingsplan lijkt in grote mate op het bestemmingsplan. Toch is er een aantal belangrijke verschillen.
De fysieke leefomgeving
Het omgevingsplan heeft een grotere reikwijdte dan het bestemmingsplan. Het omgevingsplan wordt niet in onderwerp begrensd door ‘een goede ruimtelijke ordening’, maar kan regels bevatten over activiteiten die gevolgen (kunnen) hebben voor de fysieke leefomgeving. Wat precies met 'de fysieke leefomgeving’ wordt bedoeld, is niet geheel afgebakend. De fysieke leefomgeving heeft in ieder geval betrekking op bouwwerken, infrastructuur, watersystemen, water, bodem, lucht, landschappen, natuur en cultureel erfgoed.
In het wetsvoorstel is bepaald dat de gemeente in ieder geval een evenwichtige toedeling van functies aan locaties en de regels die met het oog daarop nodig zijn, in het omgevingsplan opneemt. Voor andere onderwerpen geldt de verplichting deze op te nemen als gemeenten er voor kiezen deze vast te stellen. Gedacht moet worden aan omgevingswaarden, regels voor activiteiten in de fysieke leefomgeving, maatwerkregels en beoordelingsregels voor de verlening van een vergunning voor een afwijkactiviteit.
Eén omgevingsplan per gemeente
Eén van de uitgangspunten van het wetsvoorstel is dat gemeenten hun regels over de fysieke leefomgeving bijeenbrengen in één omgevingsplan. Dat bevordert de inzichtelijkheid, samenhang en naleving van de regelgeving. De gemeenteraad kan er echter voor kiezen om meerdere deelplannen vast te stellen. Deze plannen mogen elkaar in geen geval overlappen zodat per locatie slechts één omgevingsplan geldt. Het streefbeeld is dan ook dat de verschillende deelplannen uiteindelijk leiden tot één omgevingsplan per gemeente. Het integreren van de bestaande gemeentelijke regels in een omgevingsplan is een grote uitdaging. In de memorie van toelichting wordt gesteld dat in het overgangsrecht zal worden bepaald dat alle bestaande bestemmingsplannen en beheersverordeningen worden aangemerkt als onderdeel van één omgevingsplan. Dat betekent dat gemeenten direct bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet beschikken over één gebiedsdekkend omgevingsplan met een groot deel van de reeds geldende regels. In theorie leidt dat tot rechtsonzekere situaties wanneer bijvoorbeeld aan dezelfde begrippen in verschillende bestemmingsplannen een andere uitleg wordt gegeven. Vanaf het moment van inwerkingtreding kunnen gemeenten (door)werken aan een echte integrale versie van het omgevingsplan.
Kortom, er moeten nog veel stappen worden gezet voordat definitief afscheid kan worden genomen van het bestemmingsplan.