Het concept gebruiksruimte speelt een belangrijke rol in de Omgevingswet. Dit blogbericht probeert enige verheldering te bieden bij dit nog relatief onbesproken, maar centrale begrip uit de Omgevingswet.
Wat is gebruiksruimte?
Gebruiksruimte betreft een van de 'ontwerpprincipes' bij de ontwikkeling van de nieuwe Omgevingswet en de bijbehorende AMvB’s. Een definitiebepaling van gebruiksruimte is niet opgenomen in de tekst van de wet zelf omdat het geen juridisch instrument is, maar een beleidsmatig concept betreft.
Met de gebruiksruimte bedoelt de wetgever de binnen een gebied aanwezige juridische ruimte voor activiteiten in de fysieke leefomgeving. Binnen deze ruimte zijn activiteiten mogelijk zonder dat er doelen in het gedrang komen of dat er niet voldaan wordt aan omgevingswaarden. Binnen de gebruiksruimte zullen bedrijven, burgers en de overheid er samen voor moeten zorgen dat afgesproken omgevingswaarden binnen de gestelde grenzen blijven. In ons huidige systeem zit er veelal een discrepantie tussen de ruimte die feitelijk in gebruik is door bijvoorbeeld industrie en de agrarische sector enerzijds en de juridisch toegekende ruimte anderzijds. Het doel van de Omgevingswet is om te voorkomen dat toegekende maar onbenutte ruimte een onnodige beperking stelt aan nieuwe activiteiten in de fysieke leefomgeving. De Omgevingswet beoogt derhalve tot een betere verdeling van de gebruiksruimte zodat gemakkelijker nieuwe activiteiten kunnen plaatsvinden zonder dat de gebruiksruimte wordt overschreden.
De gebruiksruimte wordt begrensd door het draagvermogen van de fysieke leefomgeving. Dit draagvermogen is het resultaat van een beleidsmatige belangenafwegingen. In deze belangenafweging kunnen tal van belangen een rol spelen, zoals: gezondheid, veiligheid, milieu, economie en ruimte voor ontwikkeling en het uitvoeren van activiteiten. Het draagvermogen van de gebruiksruimte hangt af van zogenoemde lokale omstandigheden. Het verschilt per gebied wat het bestaande gebruik is, hoe schaars de ruimte is en welke ambities en doelen er voor het gebied zijn vastgesteld. Zo kan de gebruiksruimte variëren van wijk tot regio tot zelfs de wereld.
Geen nieuw fenomeen
Het begrip gebruiksruimte is geen nieuw fenomeen. De wetgever heeft namelijk inspiratie geput uit de Crisis en Herstelwet (hierna: Chw). In artikel 2.1 Chw is daarin het begrip ‘milieugebruiksruimte’ opgenomen. In dit artikel wordt de ruimte beschreven als de “binnen een ontwikkelingsgebied aanwezige marge tussen de bestaande milieukwaliteit en de voor dat gebied geldende milieukwaliteitsnormen, die kan worden benut voor milieubelastende activiteiten.” De gebruiksruimte in de Omgevingswet verschilt als concept niet wezenlijk in vergelijking met de milieugebruiksruimte uit de Chw. De Omgevingswet kent een integraal karakter, de strekking van het begrip is groter en ziet niet slechts op het milieu. De Omgevingswet spreekt daarom van gebruiksruimte in plaats van milieugebruiksruimte.
Om flexibeler om te gaan biedt de Omgevingswet een wettelijk instrumentarium voor het bestuur om de gebruiksruimte te verdelen. Deze instrumenten dienen om het beslag op de gebruiksruimte te sturen. De zes kerninstrumenten die zijn opgenomen in de Omgevingswet zijn: de omgevingsvisie (verplicht op nationaal, provinciaal en gemeentelijk niveau), het programma, algemene rijksregels (AMvB’s), decentrale regels (omgevingsplan, provinciale omgevingsverordening en waterschapsverordening), de omgevingsvergunning en het projectbesluit (ter vervanging van tracébesluit, inpassingsplan en projectplan Waterwet). Deze kerninstrumenten bieden het bestuur de mogelijkheid de gebruiksruimte gemakkelijker te verdelen. De wetgever heef het omgevingsplan aangewezen als primair instrument voor een goede verdeling van de gebruiksruimte. In een omgevingsplan kunnen daartoe bijvoorbeeld emissie- en imissiewaarden worden opgenomen, kavelsgewijze normering (bijvoorbeeld voor geur of geluid) of kan worden gewerkt met het principe van standstill.
Door gebruiksruimte centraal te stellen binnen het omgevingsrecht, worden overheden, bedrijven en burgers gedwongen na te denken over de gewenste ontwikkeling van de fysieke leefomgeving binnen de gemeente. Daarbij hoeft overigens niet gewacht te worden tot het moment dat de Omgevingswet in werking treedt. Gemeenten kunnen nu bijvoorbeeld al nagaan in hoeverre de juridisch toegekende ruimte overeenkomt met de feitelijk benutte ruimte. Middels een omgevingsvisie kunnen nu bovendien al doelen voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving worden vastgesteld die vertaald kunnen worden in een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte (Chw): het omgevingsplan avant la lettre!
Omarm het gedachtegoed van de Omgevingswet en ga aan de slag!
Liesbeth Schippers en Daniëlle Roelands-Fransen hebben op 11 oktober jl. tijdens de door Omgevingsweb georganiseerde Kennismarkt Omgevingswet een workshop gegeven met de titel “Omgevingsplan, eigen afwegingen maken en gebruiksruimte”. Mocht u vragen hebben over dit onderwerp, laat ons dat dan weten!