Aanleiding voor deze bijdrage zijn drie recente uitspraken van de Hoge Raad over kwalificatie: Uber c.s./ FNV, Helpling/FNV c.s. en UMCG/Beurspromovendi. In dit artikel bespreken wij deze uitspraken en gaan wij in op de in onze ogen belangrijkste onderdelen en rode lijnen. Daarbij staan we stil bij de holistische toetsing, het ‘externe’ en ‘interne’ ondernemerschap en hoe deze naar onze mening in elkaar grijpen, de betekenis van ‘wezen gaat voor schijn’ en tot slot de ‘beschermingsgedachte’.
Het kwalificatievraagstuk blijft in beweging. Alleen al in de eerste helft van dit jaar heeft de Hoge Raad drie uitspraken gewezen die gaan over kwalificatie: Uber c.s./ FNV, Helpling/FNV c.s. en UMCG/Beurspromovendi. Wat opvalt, is dat de Hoge Raad in al deze uitspraken een andere koers kiest dan door de advocaat-generaal (hierna: ‘A-G’) bepleit. Wat is die koers? En geeft die koers (weer) meer richting bij het kwalificeren van een arbeidsrelatie?
Het volledige artikel is in de bijlage te vinden.