- Het debat werd opgenomen en is hier te bekijken
Week van de Rechtsstaat
Van een proefballonnetje over een Nederlandse ‘court tv’ met 24 uur per dag beelden van rechtszaken tot de mogelijkheid tot uitbreiding van een nieuw landelijk informatiesysteem van de rechtspraak waarmee journalisten én algemeen publiek inzicht kunnen krijgen in meer soorten rechtszaken. Van kritische ervaringen vanuit de media over geslotenheid bij de rechtspraak en de overheid, tot de brede erkenning dat de MH17-zaak laat zien dat het OM goed in staat is om open en toegankelijk te communiceren.
Het paneldebat in het kader van de Week van de Rechtsstaat stond daarmee garant voor een kritische gedachtewisseling en het zoeken naar oplossingen. Onder leiding van landsadvocaat Reimer Veldhuis gingen daarover de volgende tafelgasten met elkaar in gesprek: rechtbank- en justitieverslaggever Saskia Belleman van De Telegraaf, adjunct-hoofdredacteur Lucas Waagmeester van de NOS, voorzitter van het College van procureurs-generaal Rinus Otte van het OM, secretaris-generaal Anneke van Dijk van het ministerie van Justitie en Veiligheid en rechtbankpresident Robine de Lange-Tegelaar van de rechtbank Den Haag.


Stellingen ingenomen
Bij hun introductie werd door Veldhuis aan elk van hen een stelling voorgelegd. Die luidde voor De Lange-Tegelaar bijvoorbeeld: ‘Gelukkig voeren partijen maatschappelijke rechtszaken tegen de overheid omdat de rechtspraak dan de kans krijgt het vertrouwen in de rechtsstaat te versterken.’ Waarop zij onder meer antwoordde dat in dergelijke zaken het in ieder geval dan ook belangrijk is te voorzien in goede toegankelijkheid van de rechtspraak.
Kort erna stelde Belleman daar een ander geluid tegenover in reactie op de stelling: ‘De rechtspraak, overheid én media als geheel zijn naïef en beseffen onvoldoende dat zij samen een opdracht hebben om de uitholling van de rechtsstaat tegen te gaan’. Ze was het volmondig eens met de stelling. Wel plaatste ze daarbij de kanttekening dat het toch eerder op onwil wijst dan naïviteit als er geen transparantie wordt betracht door bijvoorbeeld de rechterlijke macht, aangezien de kritiek op gebrek daaraan meermaals mede door haar is geuit.
Zoektocht
Belleman beschreef daarbij hoezeer het voor journalisten een zoekplaatje is geworden om inzicht te krijgen in de rechtszaken die spelen en dat het ook voor het algemeen publiek dat de rechtbank bezoekt een puzzel is om de zaak te vinden die hen interesseert. Waagmeester voegde daaraan toe dat er door meer journalisten in de breedte wordt ervaren dat deuren dicht blijven en voldoende informatie ontbreekt bij maatschappelijke rechtszaken. Hetgeen dan leidt tot een grotere kans op minder evenwichtige berichtgeving.
De Lange-Tegelaar liet weten dat onder rechters wel degelijk een groot verantwoordelijkheidsgevoel leeft voor de openbaarheid van rechtspraak en de toegankelijkheid ervan. Ze onderkende dat de openheid wel beter kan en beschreef daarop onder meer de plannen van de rechtspraak om daaraan tegemoet te komen. Zo liet ze weten dat er gewerkt wordt aan een landelijk systeem waarin eenvoudig informatie te vinden zal zijn over alle soorten rechtszaken, van strafrecht tot civielrecht en bestuursrecht voor zowel algemeen publiek en journaille.
Uit de schulp
De kritische noten klonken daarbij ook over het werk van de media. Zo liet Otte weten als OM bereid te zijn meer informatie te delen, maar dat hij in de praktijk goed begrijpt waarom dat voor officieren van justitie niet gemakkelijk is. Bijvoorbeeld omdat openheid voorafgaand aan een zaak door het OM soms weer problemen oplevert in de rechtszaal. Ook leidt het alsnog niet altijd tot een evenwichtig, feitelijk juist verhaal in de media. Niettemin, zo stelde hij, mogen dergelijke ervaringen er niet toe leiden dat het OM in zijn schulp kruipt. Alleen wist hij nog niet hoe het dan wel in praktijk te brengen met in achtneming van deze belemmeringen.
Ook Van Dijk worstelde daarmee. Ze gaf aan dat er vanuit de overheid zeker bij grote maatschappelijke rechtszaken meer mogelijk zou moeten zijn in de informatieverstrekking vooraf aan media en publiek over de standpunten van de overheid in een zaak. Zodat journalisten er in hun verslaggeving met meer begrip over kunnen berichten. Tegelijk, zo gaf ze aan, weegt dan ook mee dat het procesbelang van de Staat niet geschaad mag worden door de openbaarheid van die informatie.



Tegen de stroom
De vertegenwoordigers van De Telegraaf en de NOS reflecteerden op hun beurt op hun eigen rol en die van andere media. Waagmeester gaf aan het zelf als taak van journalisten te zien om een kwestie vanuit alle invalshoeken te belichten waarop het publiek dan zelf zijn oordeel kan bepalen. Tegelijk bespeurde hij wel een beweging waarin lang niet alle redacties in het medialandschap die taakopvatting delen. En ook al is dat wel zo, dan nog is dat geen garantie dat het goed gaat, zo gaf hij aan. Zo hadden volgens hem niet alleen de staatsmachten, maar ook de NOS bijvoorbeeld bij de toeslagenaffaire steken laten vallen. Juist wanneer de publieke opinie sterk in een bepaalde richting beweegt, moet de journalist de contraire vraag stellen, en dat had de NOS in die tijd aanvankelijk te weinig gedaan, zo zei hij.
Bij de coronacrisis gebeurde volgens hem in de eerste maanden hetzelfde. Belleman herkende dat probleem ook bij haar krant. Het heeft niet geholpen om het vertrouwen in instanties en de overheid te verbeteren bij een groep mensen die toch al wantrouwend was. Maar de coronacrisis, en daarbij het overheidshandelen en de mediaberichtgeving, waren volgens de debattafel niet de hoofdoorzaak van dat wantrouwen. Die zit dieper, zo was hun overtuiging. Te midden van de openhartige reflecties, klonk er daarmee een duidelijk gedeelde zorg over het verlies van vertrouwen in de rechtsstaat bij een groeiende groep mensen die zich afkeert van media, overheid en onderzoekers. Hoe hen nog te bereiken met feitelijk juiste informatie en een andere duiding, anders dan op gelijkgestemde social media accounts, daarop had niemand nog het antwoord.

Aanpakbereid
Het verbeteren van informatievoorziening over maatschappelijke rechtszaken zal daarbij waarschijnlijk niet de grote oplossing blijken, maar gezien het belang van de rechtsstaat toch alleszins de moeite waard om dat wel te proberen. Daarmee was, zo concludeerde debatleider Veldhuis, na de somber stemmende constatering over het wantrouwen, toch de weg naar boven gevonden. Er was immers de bereidheid om in gesprek te blijven over mogelijkheden om van maatschappelijke rechtszaken vaker een kans te maken om het vertrouwen in de rechtsstaat te versterken.