De Raad van Discipline in Den Haag heeft vandaag uitspraak gedaan over de 14 tuchtklachten die in 2021 en 2022 zijn ingediend tegen ons kantoor en onze kantoorgenoten door mr. Doorenbos en Box. De Raad heeft 13 klachten ongegrond of niet-ontvankelijk en 1 klacht deels gegrond verklaard.
Alle klachten die betrekking hebben op het verkeerd voorlichten van de rechter, het beïnvloeden van getuigen, het onjuist adviseren van de cliënt en het ten onrechte kennisnemen van verschoningsgerechtigde informatie zijn afgewezen. Er is geen sprake van dat advocaten van Pels Rijcken fouten van het OM hebben toegedekt of dat onze advocaten opzettelijk essentiële informatie hebben achtergehouden. De Raad wijst er juist op dat de advocaten van Pels Rijcken kritisch zijn geweest op de ontvangen informatie en daarover vragen hebben gesteld. Ook het verwijt dat de rechter onjuist zou zijn voorgelicht is zonder grond. Volgens de Raad hebben wij ons voldoende onafhankelijk van onze cliënt opgesteld. Ten slotte komt de Raad tot de conclusie dat er geen enkele grond bestaat voor de cover-up theorie van klagers.
De gegrondverklaring betreft uitsluitend het bewaren van verschoningsgerechtigde informatie in het dossier in een periode van drie maanden. De Raad heeft overwogen dat de advocaten van Pels Rijcken de e-mails van klagers destijds rechtmatig van hun cliënt hebben verkregen en mochten gebruiken. Nadat de raadkamer – in afwijking van een eerdere beslissing van de rechter-commissaris – in oktober 2018 echter onherroepelijk oordeelde dat de betreffende informatie toch verschoningsgerechtigd was, moest de behandelend advocaat mr. Veldhuis een afweging maken tussen vernietiging enerzijds en zijn bewaar- en verantwoordingsplicht anderzijds. Hij heeft gekozen voor het laatste. De Raad overweegt nu dat het belang van het verschoningsrecht in dit geval zwaarder weegt en de e-mails toen vernietigd hadden moeten worden. Nadat klagers dezelfde e-mails vervolgens in januari 2019 zelf weer in een andere procedure hadden ingebracht, is de verplichting om de stukken te vernietigen vervallen. Mede vanwege de relatief korte periode van drie maanden dat mr. Veldhuis de e-mails ten onrechte onder zich heeft gehad, acht de Raad de lichtste maatregel van een waarschuwing passend. De Raad heeft hiermee duidelijkheid verschaft over de bewaarplicht van verschoningsgerechtigde informatie. Pels Rijcken zal daar in voorkomende gevallen vanzelfsprekend naar handelen.
Pels Rijcken kan zich grotendeels vinden in de uitspraak en ziet op dit moment geen aanleiding voor hoger beroep.