De WHOA en provincies en gemeenten
De WHOA biedt een wettelijke basis voor het opleggen van een dwangakkoord buiten (of: ter voorkoming van) surseance van betaling en faillissement. De procedure om tot een onderhands akkoord te komen staat open als een schuldenaar verkeert ‘in een toestand waarin het redelijkerwijs aannemelijk is dat hij met het betalen van zijn schulden niet zal kunnen voortgaan’. De schuldenaar verkeert in deze situatie als hij weliswaar in staat is aan zijn lopende verplichtingen te voldoen, maar tegelijkertijd voorziet dat er geen realistisch perspectief bestaat om een toekomstige insolventie af te wenden, zonder herstructurering van zijn schulden. Door middel van de WHOA kunnen de rechten van aandeelhouders of schuldeisers van een schuldenaar worden aangetast.
Een vordering van een gemeente of provincie op de schuldenaar kan door een schuldenaar of herstructureringsdeskundige betrokken worden in een onderhands akkoord. Zo’n vordering kan verschillende vormen aannemen, bijvoorbeeld: gemeentelijke of provinciebelastingen of -heffingen, bestuurlijke boetes of een last onder dwangsom, leningen aan ondernemingen, een vordering tot levering van bepaalde diensten of goederen. De rechten van een provincie of gemeente in hun hoedanigheid van verhuurder of vererfpachter kunnen ook in een WHOA-traject worden betrokken. Daarnaast kan een provincie of gemeente worden betrokken in een WHOA-traject in hoedanigheid van aandeelhouder van provinciale of gemeentelijke deelnemingen.
De WHOA in het kort
Als de schuldenaar start met de voorbereiding van een akkoord, deponeert hij een verklaring daarvan bij de griffie van de rechtbank die relatief bevoegd is om verzoeken in het kader van de procedure te behandelen (artikel 370 lid 3 Fw). De rechtbank benoemt een herstructureringsdeskundige (artikel 371 lid 1 Fw). Het is niet mogelijk dat (een groep) schuldeisers zelf een akkoord voorbereidt en ter homologatie voorlegt. Het staat een schuldenaar of herstructureringsdeskundige geheel vrij op welke wijze het akkoord tracht de schulden te herstructureren. Dat kan bijvoorbeeld door (i) (gedeeltelijke) kwijtschelding van schulden, (ii) uitstel van lopende verplichtingen, (iii) omzetting van schulden in aandelenkapitaal; of (iv) aanpassing of beëindiging van lopende overeenkomsten.
Het vastgestelde onderhands akkoord wordt door de schuldenaar of de herstructureringsdeskundige ter stemming aangeboden aan de schuldeisers en aandeelhouders wiens rechten onder het akkoord worden beëindigd of gewijzigd.
De betrokken schuldeisers en aandeelhouders worden ingedeeld in verschillende klassen op basis van de wettelijke en contractuele rangregeling. Een hogere klasse mag in beginsel niet worden benadeeld ten voordele van een lagere klasse, tenzij de hogere klasse hiermee instemt of er een rechtvaardiging bestaat. Een klasse van aandeelhouders heeft ingestemd met het akkoord als de voorstemmende aandeelhouders ten minste twee derden vertegenwoordigen van het totale bedrag aan geplaatst kapitaal binnen die klasse.
Homologatie van het akkoord door de rechter is al mogelijk wanneer één klasse heeft ingestemd met het akkoord, mits deze klasse naar verwachting bij een faillissement van de schuldenaar een uitkering in geld zou krijgen. De rechter toetst het akkoord ambtshalve aan algemene afwijzingsgronden (met name processuele gronden) of op verzoek van een betrokken schuldeiser of aandeelhouder. Op verzoek van een tegenstemmende schuldeiser uit een tegenstemmende klasse kan het akkoord door de rechter worden getoetst aan de zogenaamde aanvullende afwijzingsgronden (eerlijke verdeling van de reorganisatiewaarde). De homologatie van het akkoord heeft tot gevolg dat het akkoord verbindend is voor de schuldenaar en alle schuldeisers en aandeelhouders die bij het akkoord zijn betrokken en gerechtigd waren daarover te stemmen.
Impact WHOA op provincies en gemeenten
De vordering van een provincie of gemeente moet in een klasse worden ingedeeld op basis van de rang die een provincie of gemeente inneemt jegens de schuldenaar met deze vordering. Tenzij er een pand- of hypotheekrecht is bedongen of op grond van de wet aan een provincie of gemeente een voorrecht toekomt, zal een vordering van een provincie of gemeente worden ingedeeld in een klasse tezamen met andere ‘concurrente schuldeisers’. Een provincie of gemeente kan er vervolgens – tegen haar zin in maar bij wil van de meerderheid – mee worden geconfronteerd dat haar vordering op een schuldeiser wordt beëindigd of gewijzigd.
Het is nog onduidelijk of een provincie of gemeente – tegen haar zin in – gedwongen kan worden om haar vordering te laten omzetten in aandelenkapitaal van de schuldenaar. Daarnaast is ook nog onduidelijk hoe de rechter die een akkoord moet homologeren de staatssteunrechtelijke aspecten van een akkoord moet toetsen. Dit zijn onderwerpen die nader in de praktijk uitgewerkt moeten worden.
Bron: Wet Homologatie Onderhands Akkoord, Stb. 2020, 414