Ga naar hoofdinhoud
Home Actueel Nieuws De zaak: De tijd van de avondklok

De zaak: De tijd van de avondklok

11 juli 2024

In maart 2020 bestempelde de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) de uitbraak van het coronavirus als een pandemie. Een dag later werd het eerste kort geding over coronamaatregelen aangespannen tegen de Staat. Een stichting eiste een volledige lockdown. In de periode daarna volgden nog tientallen procedures tégen of juist voor méér maatregelen. De zaak rond ‘de avondklok’ is een van de meest bijzondere juridische kwesties in die periode.

Het lijkt nauwelijks meer voor te stellen. Maar vanaf het voorjaar van 2020 werden rechtszaken ineens thuis vanachter een camera mondeling behandeld, met zowel de rechter en de advocaten van beide partijen in toga, op hun eigen bureaustoel. Toen zittingen wel weer in de rechtszalen plaatsvonden, waren er spatschermen, ook tussen de advocaten van hetzelfde kantoor. Even vertrouwelijk overleggen met elkaar en een cliënt was ineens lastig. We hebben er in ieder geval aan overgehouden dat zittingen vaker integraal via livestream worden uitgezonden.

Het was kortom, een bijzondere tijd, waar we ons nu soms nauwelijks nog een voorstelling van kunnen maken. Het is bovendien lastig te duiden wat, naast de integrale uitzendingen, nu een blijvend effect is geweest van die periode waarin het overheidsingrijpen vergaand was en maatregelen tot evidente botsingen van grondrechten leidden. Het feit dat er nog over geprocedeerd wordt, zoals laatst nog over het coronatoegangsbewijs, is wellicht veel zeggend over de impact op mensen en de samenleving.

Rol van de advocaat

De rol van ons als advocaat van de Staat in deze rechtszaken was steeds om uit te leggen hoe de coronamaatregelen tot stand waren gekomen. Zoals via de raadpleging van deskundigen zoals het Outbreak Management Team
(OMT), het Bestuurlijk afstemmingsoverleg, een brede maatschappelijke we ging en instemming van een meerderheid van de Twee de Kamer. Daarnaast was het aan ons om uit te leggen waarom de Staat deze maatregelen noodzakelijk vond, in het algemeen belang achtte en hoe de diverse belangen zich verhielden tot de bescherming van met name de volksgezondheid.

In al die zaken speelde eveneens mee met welke intensiteit de rechter het gevoerde beleid kon toetsen? Wat was de rol van de rechter binnen onze democratische rechtsstaat? Mocht de rechter alleen de gevolgde procedure toetsen of mocht hij de zaak ook inhoudelijk beoordelen? En hoe moest worden omgegaan met de wetenschappelijke waarde van adviezen van het OMT, bijvoorbeeld in het geval dat geen sprake was van wetenschappelijke moet zijn consensus. Over elk van deze onderwerpen, is geprocedeerd, soms afzonderlijk maar ook als onderdeel van een procedure over de evenredigheid van een of meer coronamaatregelen. In de zaak rond de avondklok is dit op allerlei manieren terug te zien.

Verrassend

De uitspraak van de voorzieningenrechter op 16 februari was verrassend. Er waren toen al tientallen procedures gevoerd en in geen daarvan werd de Staat bevolen om maatregelen af te schalen. Volgens de voorzieningenrechter in eerste aanleg bood de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag (Wbbbg) onvoldoende wettelijke grondslag voor het instellen van de avondklok. De rechter vond dat deze bijzondere wet alleen kon worden gebruikt in situaties die ‘letterlijk geen uitstel kunnen dulden’, omdat sprake is van een ‘acute noodsituatie’, zoals een onverwachte, reeds ontstane dijk doorbraak. De rechter was van oordeel dat er met de opkomende Britse coronavariant alleen sprake was van een dreigende dijkdoorbaak. En bij een dreigende dijkdoor
baak mocht geen gebruik worden gemaakt van deze bijzondere wet. Daarnaast was de rechter ook niet overtuigd van de noodzaak van de avondklok. De rechter vroeg zich af of de Staat niet minder vergaande maatregelen had kunnen nemen.

Turbospoedappel

Omdat de avondklok diezelfde avond er al af zou gaan, wilde de Staat dat er via een turbospoedappel hoger beroep werd ingesteld. Namens de Staat vroegen wij het gerechtshof de uitvoerbaarheid van het vonnis te schorsen, zodat het gerechtshof eerst inhoudelijk zou kunnen beslissen voordat tot eventuele opheffing dan zou worden overgegaan, dan wel een reeds tijdelijk opgeheven avondklok dan alsnog weer van kracht zou worden.

Het gerechtshof kondigde al snel aan dat het diezelfde dag nog zou beslissen of het vonnis van de rechtbank inderdaad zou worden geschorst tot de uitspraak van het gerechtshof. Als dat het geval was, zou de avondklok in ieder geval gelden tot het moment dat het gerechtshof inhoudelijk de zaak had beoordeeld. Bij de zitting maakte het gerechtshof vervolgens de afweging dat het opheffen van de avondklok tot veel onrust zou leiden, vooral ook als het gerechtshof niet veel later alsnog het instellen van de avondklok alsnog zou toestaan. Dit zou volgens het gerechtshof een onwenselijk ‘jojo-effect’ kunnen veroorzaken.

Doorbraak

Daarna moest de zaak dus nog inhoudelijk worden beoordeeld door het gerechtshof. Het gerechtshof had ons laten weten dat de Staat ongeveer 24 uur kreeg om een stuk in te dienen met de argumenten waarom de avondklok niet kon worden opgeheven. Eisers kregen vervolgens eveneens dezelfde tijd om te reageren. De dag daarna vond de zitting plaats. Volgens het gerechtshof mocht de avondklok wel met de bijzondere wet worden ingesteld. De Wbbbg was ook voldoende wettelijke grondslag bij een ‘dreigende dijkdoorbraak’ in de vorm van grote onzekerheid rond het overspoelen van de IC’s met zieken.

Na het instellen van cassatie bij de Hoge Raad door de eisers, volgde op 22 maart 2022 uitspraak van de Hoge Raad. In die procedure en in die uitspraak worden de exacte juridische overwegingen uiteengezet. Die komen op hoofdlijnen hierop neer. De Hoge Raad overweegt dat de wetgever aan de regering de bevoegdheid heeft toegekend om – als buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken – een avondklok in te stellen zonder voorafgaande toestemming van het parlement.

Het stelsel van de Wbbbg is aldus opgezet dat, als de regering van deze bevoegdheid gebruik maakt, vervolgens ‘terstond achteraf parlementaire controle’ plaatsvindt. De regering moet immers ‘onverwijld een wetsvoorstel tot voorzetting’ aan de Tweede Kamer voorleggen. De conclusie is daarmee dat de Wbbbg een toereikende grondslag bood voor de invoering van de avondklok.

Aan de zaak 'de avondklok' werkte een team van advocaten onder wie:

Reimer Veldhuis en Maartje Möhring

Corinna Klostermann en Gijsbrecht van Nieuwland

Vond je dit artikel leuk?

Dit artikel verscheen eerder in Pels Rijcken Magazine. Abonneer je en ontvang Pels Rijcken Magazine als eerste in jouw mailbox.

Jaargang 1 | Nummer 1 | Juli 2024

Een greep uit de bijdragen in dit magazine:

  • In de rubriek ‘De Zaak’ leest u hoe Corinna als jonge advocaat meteen betrokken raakte bij de juridische consequenties van de pandemie die onze samenleving permanent veranderde.
  • In de reportage over ons congres ‘Inzicht in Bestuursrecht’ leest u hoe wij de toekomst zien van dit vakgebied waarin aandacht voor de mens centraal staat.
  • Onze voorzitter van de Raad van Commissarissen schetst hoe zij aankijkt tegen ons kantoor.
Deel dit artikel via LinkedIn en e-mail