Ze deden dat bij wijze van introductie van het Inzicht in Bestuursrecht-congres, editie 2024, dat het thema had: ‘Toekomstbestendig bestuursrecht’. Voor een gehoor van honderden bezoekers was er een plenair deel met daarna diverse aanverwante workshops over onder meer het staatssteunrecht, toekomstgericht toezicht, de Wet open overheid (Woo) en het privacyrecht.
Voelsprieten
“We steken onze voelsprieten uit. Het bestuursrecht verandert; dat moet ook om toekomstbestendig te zijn. Het is aan ons om die veranderingen tijdig te voorvoelen, daarop in te spelen en met u te delen, u daarover te adviseren”, trapte Batting als sectievoorzitter Bestuursrecht af.
Het was precies waar de juristen van onder meer ministeries, toezichthouders, uitvoeringsorganisaties, provincies en gemeenten naar op zoek waren. “Voor mij is dit dé manier om in gecomprimeerde, mondelinge vorm een kroniek van het bestuursrecht te krijgen”, lichtte een van de bezoekers zijn komst toe. Een ander gaf aan vooral de praktijkbenadering te waarderen: “Bij andere bijeenkomsten is de toelichting toch wat meer vanuit het perspectief van de rechter.“ Een derde gast, die ook optreedt als rechter-plaatsvervanger, zei daarbij: “Ik kom elk jaar. Ik kom vooral toetsen of ik alle actualiteiten wel goed heb bijgehouden.”
Marije Batting gaf haar gehoor mee rekening te houden met en zich voor te bereiden op een toenemende vraag naar een dienstbare en responsieve overheid. “Procedeergedrag van de overheid zien wij als belangrijk thema. Hoe ga je daarmee om, wat voor keuzes maak je daarin als bestuursorgaan, welke toon kies je, ga je altijd in hoger beroep en voer je wel dat formele verweer? Is je woordvoerder opgelijnd en hoe komt de boodschap in je pleidooi morgen in de krant – of sterker nog - al over een paar uur? We hebben nu ook een specialist juridische communicatie aan ons verbonden om ons en u daarbij te helpen.”
Ankerpunten
Irene van der Heijden bevestigde bij haar introductie vervolgens dat het voor een jurist van een bestuursorgaan niet alleen een kwestie is van jurisprudentie bijhouden, maar voor de toekomst soms ook terug te grijpen op aloude uitgangspunten. “Het zijn de grondrechten en de algemene beginselen die het juridisch kompas vormen als bijzondere regels geen antwoord of bevredigende oplossing bieden. Laat dat dan ook voor het bestuur en de uitvoering de ankerpunten zijn en blijven.”
Marleen Botman adviseerde voor een begrip van goed bestuur ook inspiratie op te halen in Europa. “Europa heeft soms het imago van sta-in-de-weg, maar kan juist een welkome inspiratiebron zijn voor de invulling van de ambities voor goed bestuur en versterking van de rechtstaat. Denk bijvoorbeeld aan het de voorstel voor een grondrecht op behoorlijk bestuur, ontleend aan dat beginsel in het Unierecht, en de nadruk die meer is komen te liggen op daadwerkelijke toegang tot de rechter in plaats van procedurele autonomie. Ik denk dat evenredigheid, waar we in het Unierecht al heel lang aan toetsen, ook een belangrijk onderwerp blijft.”
Van der Heijden vatte de blik op de toekomst samen met de uitspraak dat de rechtspraak toe beweegt naar een burgerperspectief. “Het belang van de burger of het bedrijf, van de belanghebbende dus, wordt voorop gesteld door rechters, die zich dan ook steeds kritischer tonen richting bestuursorganen. Waar rechters vroeger streng beoordeelden of aan alle procedurele eisen is voldaan, draait het nu meer om de inhoud.”
Evenredigheid
Tijdens de daaropvolgende workshop werkte ze dat verder uit met kantoorgenoot Marie-Lise Sluijter. “Kijk, luister, denk mee en help de burger, ook als die in een procedure tegenover het bestuursorgaan staat. Dat is wat rechters steeds meer van bestuurders verwachten. Maar dat is niet nieuw. Want wie van u heeft afgelopen jaar al te maken gehad met een beroep op evenredigheid?”, vroegen ze hun publiek, waarop bij het merendeel de handen omhoog gingen.
Ze namen daarbij hun toehoorders steeds meer mee naar de grondgedachte die doorklinkt in het Wetsvoorstel versterking waarborgfunctie Awb. “Minder procedure, meer inhoud. En eigenlijk komt het hierop neer: het moet een beetje menselijker.” Wat overigens, zo benadrukten ze, nu ook al kan. “Het wetsvoorstel codificeert, geeft extra duwtjes in de rug, voor iets wat al met de algemene beginselen in de hand mogelijk is: zoals het bieden van maatwerk en het intrekken van een onjuist besluit. Het maakt u ook niet extra vatbaar voor aansprakelijkheid. En het risico op precedentwerking bij maatwerk wordt vaak overschat. Als u maar specifiek motiveert waarom u afwijkt.”
Wederzijds vertrouwen
Het perspectief op de belanghebbende en de ruimte voor maatwerk, klonk in alle workshops door. Bij de toelichtingen op de Woo ging het natuurlijk over prangende praktijkvragen rond de uitvoerbaarheid, maar in het verlengde daarvan juist ook over dienstbaarheid. “Het gesprek met de belanghebbende is soms al vereist. Dat biedt kansen die zowel de uitvoerbaarheid en de dienstbaarheid ten goede komen”, legde Elisabeth Pietermaat uit aan een groep juristen die zelf in de praktijk Woo-aanvragen behandelen.
“Als in dat gesprek bijvoorbeeld helder wordt wat de burger of de journalist precies zoekt, kun je ook afspreken heel gericht de vrijgave van de documenten die daarop betrekking hebben te verzorgen. Het voorkomt dat u in de organisatie breed een uitvraag moet doen en stapels documenten oplevert, die voor de belanghebbende irrelevant zijn. Natuurlijk is wederzijds vertrouwen dan wel een benodigde basis. Tegelijk geldt: als iemand dat gesprek categorisch weigert, dan houdt het ook een keer op. U mag uitgaan van de redelijk handelende burger.”