Vandaag heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) in twee zaken geoordeeld dat het Openbaar Ministerie (OM) telefoontaps aan de Autoriteit Consument & Markt (ACM) mocht verstrekken, waaruit het vermoeden was ontstaan dat verschillende partijen het kartelverbod van art. 6 Mededingingswet overtraden. Het bewijs van de vervolgens door ACM opgelegde bestuurlijke boetes was hoofdzakelijk op deze tapgegevens gebaseerd.
De rechtbank Rotterdam had de boetebesluiten van ACM vernietigd, omdat de officier van justitie de verstrekking van de tapgegevens aan ACM niet van een kenbare en voor de rechter toetsbare motivering had voorzien. Het CBb vernietigt deze uitspraak.
Het CBb overweegt allereerst dat de aan ACM overgedragen telefoontaps kwalificeren als strafvorderlijke gegevens, zodat de verstrekking aan de Wet strafvorderlijke en justitiële gegevens (Wjsg) moest worden getoetst. De verstrekking van de telefoontaps hoefde naar het oordeel van het Cbb niet van een schriftelijke motivering te worden voorzien. Daarnaast diende de overdracht van de gegevens aan ACM een zwaarwegend algemeen belang zoals bedoeld in art. 39f Wjsg, kwam die overdracht niet in strijd met artikel 8 EVRM of enige andere verdragsbepaling en maakt de omstandigheid dat ACM zelf niet de bevoegdheid heeft om taps te plaatsen, niet dat het gebruik van de tapgegevens door ACM ontoelaatbaar moet worden geacht. Het CBb concludeert dat het OM de tapgegevens rechtmatig heeft verkregen en aan ACM mocht verstrekken.
Het OM en ACM zijn in dit hoger beroep bijgestaan door Reimer Veldhuis of Marte van Graafeiland.