Impact
Een jaar na dat tussenvonnis, dat vrijwel alle klassieke leerstukken rond het milieu aansprakelijkheidsrecht raakt, moet de juridische en materiële impact nog steeds echt landen binnen overheid en bedrijfsleven, is Brans’ indruk. Hij is naast advocaat bij Pels Rijcken tevens bijzonder hoogleraar Duurzaamheid en Milieu aansprakelijkheid aan de Universiteit Utrecht. “Het vonnis biedt veel aanknopingspunten om op te treden tegen de lokale vervuiling door industriële processen. Gemeenten hebben meer civielrechtelijke middelen om in te zetten dan ze vaak denken.”
Het was rond 2018 dat de vier gemeenten Dordrecht, Papendrecht, Sliedrecht en Molenlanden bij Pels Rijcken aanklopten voor hulp. Wat volgde was een intensieve periode van overleg, jurisprudentie-onderzoek, onderzoek naar de aanwezigheid van kennis over het gevaar van PFAS (PFOA en GenX) bij Chemours en Du Pont en niet in de laatste plaats ook technisch onderzoek naar de verspreiding van de verontreiniging over de gemeenten. “Het is een van de grootste zaken in mijn loopbaan geworden en nog steeds ben ik er wekelijks mee bezig.
Er waren lange periodes dat collega Katrien Winterink, Mathijs Peters en ik hier voltijd aan werkten. Terwijl ik dit vertel kom ik ook net weer terug van een overleg in Dordrecht over deze zaak.”
Inbreuk op eigendomsrecht
De grondslag voor de vorderingen van de gemeenten was onder meer de risicoaansprakelijkheid voor gevaarlijke stoffen (artikel 6:175 BW) en onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW). In het tussenvonnis van 27 september 2023 stelde de rechtbank Rotterdam, dat voortbouwde op een tussenvonnis een jaar eerder, de gemeenten op een aantal fundamentele punten in het gelijk. Zo concludeert de rechtbank onder meer:
“Los van de vraag of Chemours c.s. door hun emissies naar de lucht een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij aansprakelijk voor de kosten van het verwijderen van door hen uitgestoten en vervolgens op percelen van de Gemeenten neergeslagen PFOA en GenX-deeltjes als die naar objectieve normen een inbreuk op hun eigendomsrechten maken.”
Volgens Brans schuilt er juist achter dit deel van de uitspraak een belangrijk juridisch uitgangspunt. “Een fabrikant zoals Chemours, dat schadelijke stoffen uitstoot, is aansprakelijk voor bijvoorbeeld de kosten van verwijdering van hetgeen vanwege die uitstoot neerslaat op de grond en terecht komt in sloten en bermen van de overheid; in dit geval de vier gemeenten. Het is een inbreuk op hun eigendomsrecht. Dat staat nog helemaal los van de vraag of er schade is veroorzaakt aan bijvoorbeeld gebouwen of personen. De rechtbank volgt hiermee ons beroep op de omgevallen boom-jurisprudentie. Op de eigenaar rust een verwijderingsplicht. Het biedt een concreet en nieuw handvat als het gaat om de aanpak van uitstoot”, legt Brans uit.
Per- en polyfluoralkylstoffen (PFAS) zijn chemische stoffen die door de mens zijn gemaakt. Voorbeelden zijn PFOA en GenX, zoals die door Du Pont en Chemours in Dordrecht zijn en worden uitgestoten. PFAS kunnen een negatief effect hebben op het milieu en de gezondheid. Onder meer in 2018 bracht het Expertisecentrum PFAS een onderzoek uit waaruit bleek dat in de omgeving van Dordrecht verhoogde concentraties van deze stoffen werden aangetroffen. Ander onderzoek toonde aan dat de in enkele moestuinen aangetroffen gehalten zodanig waren dat de door het RIVM gehanteerde grenswaarden werden overschreden. De gemeenten vonden dat Chemours geen verantwoordelijkheid nam en te weinig deed om het probleem aan te pakken.
Uitstoters aansprakelijk
Naast de overige omstandigheden van het geval, waarover hierna meer, zijn dit ook voor andere overheden waardevolle algemene aanknopingspunten, schetst hij.
“Andere uitstoters waarvan je als grondeigenaar, dus ook een overheid, kunt aantonen dat deze de oorzaak zijn van de verontreiniging van jouw grond, kun je ook aansprakelijk houden voor de reiniging van de grond, en overigens ook voor de waardevermindering die hierdoor kan ontstaan. Het is daarbij niet altijd nodig dat de vervuiler ook aantoonbaar honderd procent van de vervuiling heeft veroorzaakt. Zolang je, bijvoorbeeld op basis van grondmonsters en modelberekeningen, kunt aantonen dat in ieder geval een deel van de stoffen uit de
betreffende bron op jouw grond is beland. Ik krijg hier steeds meer vragen over van gemeenten. Of ze daar niet ook iets mee kunnen.”
Het vonnis krijgt voor de betreffende vier gemeenten inmiddels concrete uitwerking. Zo is er in juli 2024 een intentieovereenkomst gesloten met Chemours. Er wordt gestart met pilots als onderdeel van een programma voor het herstel van met PFAS verontreinigde moestuinen. Onderzoek naar de aanpak van de Merwedeplas om daar het zwemmen weer mogelijk te maken, is ook deel van de afspraken. En wellicht komt er een fonds waaruit onder meer saneringen worden gefinancierd en andere inspanningen van de gemeenten om met de veroorzaakte PFAS-verontreiniging om te gaan. “Ondertussen loopt de procedure nog. Zo heeft de rechtbank de gemeente gevraagd zodanige informatie aan te leveren waaruit volgt dat Du Pont en Chemours ook na maart 1998 hebben nagelaten de overheid goed te informeren over de risico’s die zijn verbonden aan de emissie van PFOA.”
Handhaving mogelijk
In de berichtgeving over het tussenvonnis uit 2023 valt op dat daarin vooral aandacht is voor de vaststelling van de rechtbank dat Chemours/De Pont de overheid tot in ieder geval maart 1998 onvoldoende informeerde over de risico’s van PFOA. Een beroep op vrijwaring van aansprakelijkheid omdat de overheid een vergunning verleende, hield alleen al daarom geen stand, zo oordeelde de rechtbank. Daarnaast verweerde Chemours zich met een beroep op de doorkruisingsleer. Voor de gemeenten zouden,
eenvoudig gezegd, geen civiele rechtsmiddelen openstaan omdat er afdoende bestuursrechtelijke middelen zouden zijn.
Brans: “Een dergelijk verweer zie je door de jaren heen vaker in geval van het aanspreken van bedrijven die schadelijke stoffen
uitstoten. De rechter oordeelde echter in vervolg op de vastgestelde aantasting van eigendomsrecht dat er in een bestuursrechtelijke procedure geen verklaringen voor recht of schadevergoedingen kunnen worden gevorderd. Dit is een tweede pijler onder de uitspraak en minstens zo belangrijk. Bij veel overheden is er met name aandacht voor bestuursrechtelijke middelen en handhaving. De handhaving is daarop gericht, terwijl er dus wel degelijk civielrechtelijke middelen mogelijk zijn.”