De toenemende elektrificatie van onze energievoorziening, zoals met elektrische auto’s, leidt tot meer schaarste op het energienet. De gemeente Den Haag liet haar oog vallen op de overcapaciteit van stroom voor de bovenleidingen van trams en vond bij HTM een gewillig oor. Samen ontwikkelden ze het plan voor een pilot om parkeerplaats het Zwarte Pad te voorzien van laadpalen voor elektrische auto’s, aangesloten op de HTM-bovenleiding.
Toekomstbestendig
“Het idee is op zich simpel. HTM heeft met netbeheerder Stedin een contract voor het leveren van voldoende elektrisch vermogen om zelfs bij de grootste pieken de trams te kunnen laten rijden. Maar buiten die piek is er capaciteit over”, schetst advocaat Iman Brinkman, gespecialiseerd in energierecht. “Ze beseften dat die overcapaciteit niet zomaar kan worden aangewend voor het opladen van elektrische auto’s. De elektriciteitsmarkt is een streng gereguleerde markt. Ze vroegen ons omdat ze willen opereren binnen de kaders van het energierecht.”

Trams, trolleys, treinen
Het potentieel van het idee van de gemeente Den Haag en HTM is enorm. De bovenleiding doorkruist immers een groot deel van de stad. Na een succesvolle pilot bij het Zwarte Pad ligt daarna het aanbieden van laadpalen op tal van andere plekken voor de hand. Den Haag en HTM zijn dan ook niet de enige. Ook de gemeente Rotterdam werkt aan de inzet van de bovenleiding voor uitbreiding van een laadpaalinfrastructuur, maar dan via een ander juridisch regime. Met Arnhem (trolleybussen) en de trams en metro’s in Utrecht en Amsterdam gloort er een hoopvol perspectief.
Brinkman: “Iedereen zal dat onderkennen. Maar je moet het wel goed regelen. De juridische gevolgen van dergelijke investeringen kunnen flink wat zand in de motor strooien. Niemand wil in ingewikkelde juridische procedures belanden of bijvoorbeeld na enige tijd van forse investeringen geconfronteerd worden met het moeten terugdraaien daarvan.”

Installatie of net
De wet stelt, eenvoudig gezegd, dat met het aansluiten van een elektrische installatie van de ene afnemer op de installatie van een andere afnemer, er tussen die twee aansluitingen mogelijk een elektriciteitsnet ontstaat waarvoor een netbeheerder moet worden aangewezen. Er gelden dan allerlei voorwaarden waaraan moet worden voldoen. Er is een uitzondering mogelijk, maar ook daaraan zitten haken en ogen. De reden daarvan is dat degene die over een net beschikt doorgaans een monopoliepositie heeft. De verdeling van schaarse netcapaciteit moet daarom gereguleerd worden.
Brinkman: “De vraag voor de gemeente en HTM was eigenlijk: we streven hier een maatschappelijk doel na, namelijk helpen bij het behalen van de klimaatdoelen. Kunnen we dat zo doen zonder netbeheerder te worden? De uitkomst: de huidige opzet met inzet op één installatie vereist geen netbeheerder of wettelijke uitzondering. Uitbreiding van de installatie met openbare laadpalen, brengt daar geen verandering in. Afstemming met toezichthouder ACM is echter verstandig.”
De ACM werd vervolgens om een informele zienswijze gevraagd en daarbij voorzien van de benodigde achtergrondinformatie. De ACM oordeelde vervolgens, op basis van de aan haar aangedragen informatie, waaronder het advies van Pels Rijcken, dat de opzet van de pilot conform de wet is. ACM: “Er blijft daarmee sprake van één partij die de infrastructuur gebruikt, zodat de infrastructuur kwalificeert als een installatie.”